Handelingen

Rotterdam, Bandeloodijk 320 - Emmaüskerk

Uit Reliwiki

Versie door JvN (overleg | bijdragen) op 20 apr 2021 om 16:51


Bezig met het laden van de kaart...
Algemene gegevens
Naam kerk: Wederkomst van de Heer
Genootschap: Rooms Katholieke Kerk
Provincie: Zuid-Holland
Gemeente: Rotterdam
Plaats: Rotterdam
Adres: Bandeloodijk 320
Postcode: 3079PC
Jaar ingebruikname: 1968
Architect: Lelieveld, J.A. - Polgar
Huidige bestemming: kerk
Monument status: geen


Geschiedenis

Uiterst belangrijke moderne kerk in de wijk IJsselmonde.

Aanvankelijk ook wel Gedachteniskerk genoemd. Parochie Emmaüsgemeente, nieuwe naam Vrede en Verzoening.

Het kerkgebouw wordt overwegend Emmaüskerk genoemd, naar de naam van de Parochie De Emmaüsgangers.

Uitgebreide omschrijving van geschiedenis en kerkgebouw

Het Kerkgebouw

Vrede en Verzoening

Wat heeft de architecten Lelieveldt en Polgar, voor ogen gestaan, toen zij onze kerk aan het ontwerpen waren. Enerzijds een parochie-kerk en anderzijds zou er de mogelijkheid geboden moeten worden om de slachtoffers van het bombardement van 14 mei 1940 te gedenken. Het gebouw zou een soort ’microstad’ moeten worden. Men kan er door wandelen en een plek vinden op een ’plein’ of in een kleine ruimte voor de verschillende activiteiten.

Het dak is een achthoekige houten kap, een tentdak, herinnerend aan de tijd, toen God met zijn volk meetrok en zijn tempel een tent was. De microstad binnen de muren is ook aan alle kanten benaderbaar. Er is een aantal grote en kleine deuren geplaatst, tussen de muren. Om elke schijn van monumentale, autoritaire, autonome wereld te vermijden, is bewust getracht geen zogenaamde hoofdingang te maken.

Langs de Bandeloodijk is een gebied voor intiemere liturgie-gemeenschap, in de wandel ’dagkerk’ genoemd; tussen dit gebied en het grote liturgische gemeenschapscentrum is een ruimte voor de elementen, die de gedachtenis aan de gesneuvelden moeten begeleiden. Hier is ook de doopvont opgesteld als element van nieuw leven.

In de kerk

Het monument

Dwalend door La douce France kom je ze tegen: monumenten ter herinnering aan ’La Grande Guerre’. Met gouden sierletters zijn de namen van Frankrijks zonen in steen vereeuwigd. Iedere naam vertelt het verhaal van een te vroeg afgebroken leven. Al die namen bij elkaar vertellen het verhaal van een afschuwelijke eerste wereld oorlog.

Op 4 mei, de dag van de dodenherdenking, gaan veel inwoners van IJsselmonde naar ’ons’ monument aan de Cranendonckweg. Het aantal mensen wat de tweede wereldoorlog nog bewust heeft meegemaakt zie je ieder jaar afnemen. Toch lukt het de organisatie om, meeliftend op de landelijke campagne: ’Vier 5 mei’, ook jongere mensen aan zich te binden.

Rotterdam kent vele van dit soort monumenten. Monumenten die de herinnering levend houden aan één bepaalde oorlog en dat is goed.

Monumenten, de ene keer zijn ze goed zichtbaar en beeldbepalend voor stad, de andere keer wat minder opvallend of zelfs in het verborgene. Een van die ’verborgen’ oorlogsmonumenten staat in de kerk Vrede en Verzoening aan de Reyerdijk. Een betonnen zuil met mysterieuze kruisen.

Eind zestiger jaren bedacht Willem Thijs, een kunstenaar uit Amsterdam, een gedenkteken, een teken aan de wand, ter herinnering aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en in het bijzonder voor die van het bombardement van Rotterdam. De gedachten van een kunstenaar gingen uit naar een oorlogskerkhof, een massagraf. Zo kwam hij op het idee om 14 houten kruisen aan te brengen tegen een betonzuil. Door ook nog eens een aantal kruisen uit te hakken en ze op een bepaalde wijze te groeperen ontstonden er op het beton, dat niet was uitgehakt, hakenkruisen of gedeelten daarvan. De Swastika zag de kunstenaar, sinds de tweede wereldoorlog, als een symbool voor al het kwade in de mens. Op deze wijze werd de betonnen zuil meer dan alleen een gedenkteken ter herinnering aan die ene oorlog.

Als gedenkteken heeft het nooit echt gefunctioneerd. Daar zijn een aantal redenen voor aan te geven. De belangrijkste is ongetwijfeld de plaats, de binnenzijde van de kerk. Enkel de hoeksteen aan de buitenkant, bij de ingang aan de Bandeloodijk, waarop te lezen staat: Deze steen werd gelegd ter gedachtenis aan hen die sneuvelden tussen mei 40 en mei 45 en doet ’iets’ vermoeden. Alvorens die steen definitief werd geplaatst konden mensen namen aandragen van Duitse en Nederlandse oorlogsslachtoffers. De lijst met die namen zit voor de ’eeuwigheid’ in een loden koker achter de steen.

De tweede reden van het moeizame functioneren is de aanwezigheid van het monument aan de Van Cranendonckweg. Eentje is genoeg. Ooit is er een poging ondernomen om een brug te slaan tussen beide ’monumenten’. Een bijeenkomst in de kerk, gevolgd door een stille tocht naar Oud-IJsselmonde, zou de zuil met de veertien kruisen, in de beleving van mensen, een wat meer ’4-mei gezicht’ moeten geven. Volgens een van de notabelen uit die tijd was de tocht alles, behalve stil.

Een derde reden is de ’toegankelijkheid’. Er is heel veel oefening voor nodig om de hakenkruisen, of een gedeelte daarvan te zien. Dat ’moeizame zien’ wordt echter meer dan goedgemaakt door de ramen! De kerk bevat namelijk ramen waarvan velen ze beleven als hét oorlogsmonument.

De ramen, geschiedenis van ons heil

Op de eerste twee ramen van links af staat een uiteenspattende vuurbol (oorlog, bombardement) en een wegvluchtende man en vrouw. Onder in het derde raam stervend hout met daarop een gekruisigde figuur (liggend) symbool voor het afsterven van de vrijheid. Maar uit die stervende boom groeit in het vierde raam weer een levende tak met blad. Daarop de duif met vredestak in de bek. Daarboven staat de bevrijde mens. Onder deze figuur een oog: het nieuwe zien, verder lichtpunten (sterren). Onder in dit raam en doorlopend in het vijfde raam: een korenveld: er is weer brood, de hongerwinter is voorbij; er is weer blijheid, daarom klaprozen. En daarboven een stralende zon, die leven schenkt. Tenslotte keren in het zesde raam de man en de vrouw terug, die gevlucht waren voor de vuurbol. Er is vrijheid en nieuw leven, daarom het kind in het midden.

De ramen overstijgen ook die ene afschuwelijke oorlog, ze vertellen het verhaal van alle oorlogen, van alle bombardementen waar ook ter wereld. Natuurlijk ook het verhaal van het bombardement van 14 mei 1940, maar heel nadrukkelijk ook de vergeten, de onbekende, de ontkende oorlogen, bombardementen, de plat gebrande of kapot geschoten steden en dorpen waar ook ter wereld. Het vertelt zelfs het verhaal van de Twin Towers! Zo zijn de ramen een uniek monument voor IJsselmonde, voor Urbi et Orbi!

Misschien zie je zelfs je eigen levensverhaal aan je voorbijtrekken. Ben je ooit gevlucht voor iets of voor iemand, was je meer stervend dan levend. Toch stond je op en herpakte je het leven.

Op 4 mei luiden 's avonds de klokken van de 'Kathedraal op Zuid' ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de 2e wereldoorlog, maar heel nadrukkelijk ook voor de slachtoffers van al die andere oorlogen waar ook ter wereld.

Pas toen de ramen klaar waren, zag de kunstenaar, dat deze ramen nog een symboliek bevatten: de geschiedenis van ons heil: Adam en Eva, die wegvluchten uit het paradijs (eerste raam), Christus die sterft aan het kruis (derde raam) en verrijst tot een nieuw en eeuwig leven (vierde raam) en die door zijn dood en verrijzenis leven geeft aan alle mensen, die door de doop 'nieuwe mensen' worden met een vruchtbaarheid, die uitgaat boven de natuurlijke vruchtbaarheid (zesde raam).

Het Tabernakel

Menigeen heeft zich al eens afgevraagd: wat heeft dit nu te maken met de Eucharistie: een doolhof! Waarom geen Lam Gods, of kelk met hostie erboven, knielende engelen of I.H.S.? Wat moet dat doolhof nu? Als je met je vinger het doolhof volgt van buiten naar binnen, dan kom je na veel ’omzwervingen’ bij het sleutelgat. ’Verdwalen’ kan je niet, want er is geen enkel punt, waar je uit meer richtingen moet kiezen. Zou de betekenis van die ’omzwervingen’ zijn, dat dit geheim van de Eucharistie zo groot is, dat je er niet bruut op af moet stappen en de sleutel in het slot moet steken, maar dat je als het ware mediterend met dit grote geheim bezig moet zijn.

Het labyrinth of doolhof is een heel oud symbool: in verschillende kathedralen in Engeland en Frankrijk o.a. in de beroemde kathedraal van Chartres liggen op de vloer figuren, die bij nader toezien ook een doolhof vormen. Het is wel heel merkwaardig, dat het doolhof, dat op de vloer van de kathedraal van Chartres ligt volkomen identiek is met de afbeelding op ons tabernakel: het zelfde aantal wendingen, op dezelfde punten keerde de weg om. Willem Thijs, de ontwerper, vertelde, dat het doolhof een oud-christelijk symbool is: het zoeken naar een middelpunt, het mediterend rondgaan om een middelpunt. M aar ook blijkt het doolhof gebruikt te zijn als bidweg: achter op een foto van het doolhof van Chartres staat: ’Labyrinth uit de dertiende eeuw’ . Diameter 12,87 meter, uitgerold is de lengte van de weg ongeveer 250 meter. Blijkbaar heeft men het doolhof vroeger gebruikt, om op een kleine oppervlakte toch een lange (bid)weg af te leggen.

Mariabeeld

Toen in 1934 na eeuwen voor het eerst weer een katholiek kerkje in gebruik werd genomen, kwam de parochiegemeenschap van de H. Kruisverheffing in het bezit van een beeldje van de Moeder Gods. Volgens de mondelinge overlevering die aan het beeld is verbonden, zou het zijn aangespoeld tijdens de Elisabethsvloed in 1421. Het is een hoogmiddeleeuws uit hout gesneden en gepolychromeerd Mariabeeldje (ca. 50 cm hoog), voorstellende een staande Moeder Gods, die op haar linkerarm het Christuskind houdt. Maria is getooid met een open gouden kroon en houdt in haar rechterhand een scepter. Het kind draagt een gesloten gouden kroon en houdt in zijn linkerhandje een rijksappel; het rechterhandje is opgeheven in zegengebaar.

Het beeld is geplaatst voor en speciaal ontworpen wandkleed, waarvoor inspiratie ontleend werd aan Apocalys 12;1 (’en er werd een groot teken aan de hemel gezien: een vrouw, met zon bekleed, met de maan onder haar voeten en een krans van twaalf sterren op haar hoofd’).

De toevoeging van het predikaat ’Hulp der Christenen’ zou door Pius V (1566-1572), zo veronderstellen sommigen, in de litanie van Loreto zijn ingelast uit dank voor voor Maria’s bescherming tijdens de slag van Lepanto. Dit predikaat is gepropageerd door Don Bosco, de stichter van de Salesianen. Vanaf 1864 riep hij Maria onder deze naam aan.

Deze beschrijving, die u ook kunt vinden in: ’Bedevaartplaatsen in Nederland’. Deel 1: Noord- en Midden-Nederland, zegt eigenlijk nog niet veel over de plaats van Maria in het huidige geloofsleven van parochianen van vandaag.

Opmerkelijk is het grote aantal kaarsen die er voor en na de vieringen opgestoken worden. Het is misschien niet meer zoals tussen 1934 en 1967, toen velen op bedevaart gingen naar Maria van IJsselmonde. Het is allemaal wat lokaler, wat individueler, geworden. Hoe het ook zij, het beeldje is verbonden met de geschiedenis van het katholieke geloofsleven van IJsselmonde. In de Maasbode van 1938 schreef Pater Bakx, een mysterie enscenerend: ’Spoedig, nadat in 1934 ten behoeve van de katholieken in IJsselmonde het nieuwe Kerkje aan de Koninginneweg was gebouwd, kwam dit Kerkje op zeer providentieele wijze in het bezit van een eeuwenoud uit hout gesneden beeld van de Moeder Gods. Met het herleven van het Katholieke Geloof is ook de eeuwen begraven Mariaverering herleefd’. Feit is echter dat de protestantse familie Philippa in het ’precieze’ IJsselmonde de pater bij zijn aantreden onder strikte geheimhouding het beeld had geschonken.

Het Schilderij

De van oudsher hechte band tussen kerk en kunst is sinds de ontkerkelijking in de jaren zestig verdwenen. Het Bisdom Rotterdam vond het tijd om die banden weer aan te halen en gaf drie kunstenaars, de opdracht een eigentijdse visie te geven op het bijbelse verhaal van de Emmaüsgangers.

In het verhaal over de Emmaüsgangers zijn twee mannen na Jezus’ kruisiging op weg naar Jeruzalem naar Emmaüs. De onbekende die zij in hun midden opnemen en met wie zij hun verdriet delen, herkennen zij pas tijdens een gezamenlijke maaltijd als de opgestane Christus. Het Bisdom selecteerde drie kunstenaars, Jenna Tas, Peter Langeveld en Roos Campman, die eerst een schetsopdracht en daarna een definitieve opdracht kregen. Men koos op grond van esthetische overwegingen en diepgang en niet op het religieuze gehalte ervan. De kunstenaars zochten elk een eigen invalshoek om het thema te benaderen, daarbij op weg geholpen door een uitvoerige uiteenzetting van de kant van de opdrachtgever. Vooraf waren een er een aantal voorwaarden gesteld waaraan de uiteindelijke kunstwerken moesten voldoen. Het onderwerp lag vast, men wilde alleen tweedimensionaal werk met een maximale maat van 1.25 bij 1.50 meter en het werk moest bovendien goed te transporteren zijn. De nieuwe kunstwerken werden voor het eerst geëxposeerd tijdens de manifestatie Kerk te kijk op 13 november 1999 in de Laurenskerk te Rotterdam. Nadien reisden ze langs twaalf verschillende parochies in Zuid-Holland. De publieke belangstelling was groot. De KRO vervaardigde een videoproductie rond de totstandkoming van de drie kunstwerken, waarin de kunstenaars vertellen over de gedachte achter hun werk.

Ook Roos Campman werd dus gevraagd voor een opdracht van het Bisdom. "ijn eigen werk is helemaal niet religieus getint. Ik vind mijn inspiratie juist in het banale, alledaagse. Daarom heb ik als voorwaarde om mee te doen gesteld dat ik mijn eigen interpretatie aan het Emmaüsverhaal mocht geven", zei Campman. Campman analyseerde de verschillende aspecten van het verhaal: de ontmoeting onderweg, het reizen en het samen eten. Zij was vooral getroffen door de openheid en onbevangenheid waarmee de onbekende werd benaderd: ’Ze delen zonder voorbehoud hun intieme gevoelens met hem’.

Uit diverse schetsen koos het Bisdom er een om uit te werken in een groot schilderij. Het bestond uit drie figuren die, schuilend onder een paraplu, bij een automatiek staan. Maar na aflevering van Emmaüsgangers bij automatiek ontstond er bij het Bisdom twijfel of de vergelijking van kroketten met het Heilige Brood niet cynisch opgevat zou kunnen worden. Men besloot om Campman een tweede opdracht te geven en nog een schets uit te laten werken. Men koos voor die waarop Jezus als lifter op de achterbank van een auto zit. Campman: "In een hedendaagse setting vind ik de situatie vergelijkbaar met het meenemen van een lifter: een totale onbekende, die je toelaat in de private ruimte van een eigen auto. Vaak ontspint zich een openhartig gesprek". Op het schilderij weten de personen op de voorbank niet wie ze hebben meegenomen. Alleen het zegenende gebaar van het plastic handje op de achterruit vertelt ons wie de lifter is.

Campman vond de opdracht van het Bisdom bijzonder: "Juist het samengegaan van een duidelijk gesteld, inhoudelijk thema met mijn eigen autonome beeldtaal maakte de opdracht anders dan anders: moeilijker ook vanwege de verwachtingen en beperkingen."

Op zondag 9 juni overhandigde Mgr. A.H. van Luyn s.d.b., in aanwezigheid van Roos Campman, het schilderij aan de parochie b.g.v. de uitverkiezing tot Parochie van het Jaar 2001 !

  • (Bron: website www.emmausgangers.net)

Het orgel

Het orgel, zoals het nu in onze kerk staat, is gebouwd door Jos Vermeulen te Alkmaar.

Het pijpwerk van dit instrument is voor een belangrijk deel afkomstig van een ouder instrument, dat een bewogen historie achter zich heeft. Immers in de twintiger jaren van de 19e eeuw maakte de orgelbouwer Arnold Graindorge, gevestigd te Luik, een orgel - één manuaal en een aangehangen pedaal - voor de parochiekerk van de H. Petrus te Vught. Een bijzonderheid van deze orgelbouwer was, dat hij zijn pijpwerk signeerde en van een jaartal voorzag, uitgevoerd met slagletters. Het pijpwerk van het Vughtse orgel, voor zover van Graindorge afkomstig, draagt de jaartallen 1822 en 1825.

In latere jaren werd aan dit orgel gewerkt door de Bossche orgelmakers J.J. Vollebregt en Zoon. Het verkreeg toen 17 stemmen, 2 manualen met aangehangen pedaal. Het pijpwerk van Vollebregt in het Vughtse orgel is gemakkelijk te herkennen en wijkt in factuur af van dat van Graindorge, echter niet zozeer in klank, hoewel we uiteraard rekening ermee moeten houden, dat Vollebregt de intonatie en mensuratie aan het oude werk zal hebben aangepast.

De kas van het orgel, zoals die zich tot 1949 in Vught en van 1949 tot 1968 in ’Huize St.Marie’ in Oudenbosch vertoonde, liet een ballustrade-orgel zien, verdeeld in onderpositief en hoofdwerk, bespeelbaar aan de achterzijde. Helaas heeft men de grote muzikale en historische waarde van het instrument niet onderkend en is het in 1968 onverhoeds gesloopt. Gelukkig kon het pijpwerk juist op tijd gered worden door de orgelmaker Jos. Vermeulen, die het gebruikte voor ons orgel. Nieuw is de orgelkas, het mechaniek, enige registers en het vrije pedaal.

De overbrenging is geheel mechanisch: er is dus een rechtstreeks contact tussen toetsen en pijpen, in tegenstelling tot andere systemen, zoals elektrische, waar een toets eigenlijk niets anders is dan een schakelaar, of het pneumatische systeem, waar luchtdruk zorgt voor de verbinding van toets en pijp. Het mechanische is het alleroudste systeem, had vroeger veel gebreken, maar wordt tegenwoordig, verbeterd, steeds meer toegepast wegens het onmiddellijk aanspreken van de pijpen.

Het orgel is opgebouwd uit drie delen, die ook vanuit de kerk gezien duidelijk te onderscheiden zijn: In het midden bevinden zich in het onderste gedeelte de pijpen van het zogenaamde hoofdwerk, dat bespeeld wordt op het onderste klavier; daarboven het positief, bespeeld op het bovenste klavier. Beide klavieren heten manualen (manus = hand) in tegenstelling tot het met de voeten bespeelde pedaal (pedes = voet). De pijpen van het pedaal vinden wij links en rechts van het hoofdwerk en positief. De frontpijpen en de pedaaltorens behoren echter bij de frontpijpen van het hoofdwerk. Zij vormen samen het Prestant 8’, het belangrijkste register. In het front van het positief staat de Prestant 4’. Prestanten hebben een wat strijkend karakter, in tegenstelling bijv. tot de ook voorkomende fluiten met hun in verhouding wijde pijpen en tongwerken, waarbij niet de trillende luchtkolom in de pijp, maar een door de lucht trillende metalen strip het geluid veroorzaakt. Tot de tongwerken behoort de Trompet en ook de op ons orgel zeer fraaie Vox Angelica (=engelenstem).

De dispositie luidt thans: Hoofdwerk Positief Pedaal Prestant 8’ Vo-Ve Holpijp 8’ G Subbas 16’ Vo Roerfluit 8’ G Prestant 4’ Vo Gedekt 8’ Vo Octaaf 4’ G Roerfluit 4’ G (transmissie subbas) Fluit 4’ G Gemshoorn 2’ Vo Octaaf 4’ Ve Quint 2 2/3 Vo Doublet 2’ G Mixtuur 3 st. Ve Mixtuur 1 1/3 Ve Vox Angelica 8’ Vo Cornet 2 st. G Trompet 8’ G G = Graindorge Vo = Vollebregt Ve = Vermeulen

Koppelingen: Hoofdwerk en Positief Pedaal en Hoofdwerk Pedaal en Positief

De orgelmaker is er in geslaagd het instrument zijn zeer eigen geluid te laten behouden, verrijkt met de grotere gebruiksmogelijkheden van een vrij pedaal en de bijbehorende koppelingen. Het resultaat is een zeer fraai orgel, dat mede door de prachtige tongwerken imposant en poëtisch klinkt.

Er zijn een paar kleinere zaken die de moeite van het opmerken waard zijn.

De vertaling van de ’10 geboden’ is de vrucht van een vormselproject. De twee ikonen herinneren aan de voormalige parochies, de Kruisverheffing en de Wederkomst van de Heer. Alles wat gemaakt is van donker hout, o.a. het kruis bovenop het liturgisch centrum en de kandelaars, zijn gemaakt van kerkbankenhout van de kerk van de Kruisverheffing. De vormgeving herinnert aan de toenmalige klokkentoren.

Links

Afbeeldingen

Exterieur

Interieur