Nijmegen, Sionsweg 2 - Gerardus Majella (Nebokerk)
Uit Reliwiki
Algemene gegevens | |
---|---|
Naam kerk: | Gerardus Majella (Nebokerk) |
Genootschap: | Rooms-Katholieke Kerk |
Provincie: | Gelderland |
Gemeente: | Nijmegen |
Plaats: | Nijmegen |
Adres: | Sionweg 2 |
Postcode: | 6525EB |
Inventarisatienummer: | 12037 |
Jaar ingebruikname: | 1928 |
Architect: | Stuyt, J. |
Huidige bestemming: | buiten gebruik |
Monument status: | Rijksmonument 522983 |
Geschiedenis
Karakteristieke Stuytkerk met toren en uitzonderlijk uniek, (kleur)rijk gedecoreerd interieur. Buiten gebruik als kerk in 2008. In eerdere decennia was deze kerk overdag meestal open.
Monumentaal, voormalig kloostercomplex, gelegen ten zuidoosten van Nijmegen, ontworpen door Jan Stuyt (1868-1934). Het betreft een complex, opgericht in de jaren 1920 door de paters Redemptoristen. Het complex ligt op een heuvel in de onmiddellijke nabijheid van de Heilig Landstichting (Bijbels Openluchtmuseum, thans museum Orientalis; Cenakelkerk), eveneens door Stuyt ontworpen. Door de ligging van het klooster ten opzichte van de Heilig Landstichting wordt de naamgeving ervan verklaard: Mozes keek vanaf de berg Nebo over het Heilige Land. Het is één van de meest monumentale en grootste kloostercomplexen van Nijmegen. Het gebouw is inmiddels niet meer als klooster in gebruik. De kerk heeft nog enige tijd als parochiekerk gefunctioneerd. Nadat de paters Redemptoristen het klooster verlieten, is het gebouw enige tijd in gebruik geweest als dependance van de Hogeschool Nijmegen. Sinds 2010 staat het leeg en wacht het op een herbestemming. Mogelijk worden er appartementen gerealiseerd.
Het complex bestaat uit een hoofdgebouw met twee binnenhoven, ter weerszijden van een driebeukige basilicale kerk met fronttoren (zie afbeeldingen), en daarachter een kapel op centraliserende plattegrond. De stijl is voornamelijk beïnvloed door de romaanse en vroegchristelijke bouwkunst in Italië, kenmerkend in het oeuvre van Jan Stuyt. De aankleding en binnendecoratie werden verzorgd door de Nijmeegse kunstenaar Piet Gerrits (1878-1957).
Het klooster is verkocht aan de Nijmeegse woningbouwcorporatie Talis. In de zuidvleugel wonen nog paters. De noordvleugel is onderkomen van de Hogeschool Arnhem Nijmegen. Zij moeten uiterlijk 2007 vertrekken waarna de verbouwing tot ongeveer 90 appartementen kan beginnen. De kerk blijft, al wordt ze misschien iets kleiner. (49-03) Op 1 december 2008 is het klooster gesloten. De 15 laatste paters Redemptoristen zijn naar Boxmeer verhuisd. Talis gaat er huurappartementen in aanbrengen. Het klooster, officieel genaamd Collegium Sancti Alfonsi in monte ‘Nebo’ Noviomagi, vrij vertaald Sint Alfonsusklooster op de berg Nebo te Nijmegen, is gebouwd in 1928 door architect Jan Stuyt. Het klooster heeft altijd een onderwijsfunctie gehad. (61-09)
Monumentomschrijving Rijksdienst
Het KLOOSTERGEDEELTE, dat plaats bood aan de leraren en dienst deed als studiehuis, bestaat uit drie vleugels die een binnenhof omsluiten, waarvan de vierde vleugel wordt gevormd door de kerk. De vleugels hebben een rechthoekig grondplan met uitspringende hoekpaviljoens op de zuidoostelijke en de zuidwestelijke hoek. Het studiehuis heeft een souterrain, drie bouwlagen en een zolderverdieping onder lage overstekende schilddaken met rode Gotische pannen en mastgoten. In de dakschilden van de hoekpaviljoens bevinden zich dakkapellen met schilddakjes en drie ramen, in de dakschilden van de vleugels zijn driehoekige dakkapellen met halfronde 3-ruits raampjes aangebracht.
De gevels zijn grotendeels opgetrokken uit geelgrijze baksteen, gemetseld in kruisverband. Het basement bestaat echter uit onregelmatige blokken zandsteen, cyclopisch muurwerk, dat wordt afgesloten met een band van rechthoekige blokken. Ter hoogte van de vensters van de derde bouwlaag zijn de gevels gepleisterd en met een kam van een golfmotief voorzien. De vensters in het basement en de derde bouwlaag zijn recht afgesloten, terwijl de vensters in de eerste en de tweede bouwlaag een rondboogvormige afsluiting hebben. De vensters in het gepleisterde fries hebben een omlijsting van schoon metselwerk. De meeste vensters zijn tweelichtvensters, bestaande uit twee gekoppelde rondboogvensters, die in de eerste bouwlaag ook nog eens door een enkele boog worden overspannen. De zwikken zijn hier gepleisterd. De gemetselde deelpijlertjes van de tweelichtvensters hebben een zandstenen kraagsteentje onder de boogaanzet. De vensters hebben inspringende dagkanten, hardstenen lekdorpels en meerdelige stalen ramen, die in de eerste, tweede en derde bouwlaag zijn voorzien van glas-in-lood.
De asymmetrisch ingedeelde VOORGEVEL heeft aan de linkerzijde een uitspringend hoekpaviljoen en sluit rechts aan op de zijgevel van de kerk. De voorgevel van de oostvleugel telt achteneenhalve vensteras, waarbij de ingangspartij twee vensterassen beslaat. De oostgevel van het hoekpaviljoen heeft drie vensterassen. De ingangspartij in de eerste bouwlaag bestaat uit dubbele houten paneeldeuren in een tufstenen portaal met een zandstenen latei en een gebeeldhouwd tympaan met een voorstelling van een schild met een kruis met de kruisigingsattributen, geflankeerd door twee monogrammen "JS" en "MA" (Johannes en Maria) en een alziend oog omgeven door een olijftak en een eikentak en in de eerste rij tufstenen boogstenen hierboven een kroon en het gebeeldhouwde opschrift: "Copiosa apud eum redemptio", "overvloedig bij hem de verlossing". De deur is bereikbaar via een trap met tien treden en een bordes. De trap wordt geflankeerd door twee oplopende muurtjes, die beneden en boven zijn voorzien van grote ronde stenen bollen, ook wel "stuyters" genoemd, omdat ze door architect Stuyt veelvuldig werden toegepast. Vleugel en hoekpaviljoen zijn afgezien van de derde bouwlaag op dezelfde wijze gedetailleerd. De vensters van de vleugel zij hier recht gesloten en die van het paviljoen rondboogvormig. De gevel van het hoekpaviljoen is iets hoger opgetrokken en de gepleisterde band begint pas bij de boogaanzet van de vensters van de derde bouwlaag. Boven deze vensters is een tableau in groene, gele en witte tegels aangebracht met het opschrift: "Alfonso duce et auspice", "Alphonsus voorganger en leidsman".
De LINKER ZIJGEVEL heeft zeven vensterassen in de vleugel, vier vensterassen in het rechter en drie in het linker hoekpaviljoen. De gevels zijn op dezelfde wijze vormgegeven als bij de voorgevel. De hoekpaviljoens hebben in de aan de linker vleugel grenzende vensteras, boven het souterrain vier vensters boven elkaar i.p.v. drie, omdat zich hier achter trappenhuizen bevinden.
De ACHTERGEVEL heeft zes vensterassen in de vleugel en drie in het hoekpaviljoen en is op dezelfde wijze vormgegeven als de voorgevel. In het hoekpaviljeon bevindt zich in het midden een dubbele tuindeur met 9-ruits bovenlicht in een enkele malen terugspringende bakstenen omlijsting. Voor de deur ligt een bordes, dat toegankelijk is via enkele treden, die worden geflankeerd door oplopende muurtjes met ronde, stenen bollen. In het gepleisterde fries van het hoekpaviljoen is een tegetableau opgenomen met het opschrift: "Unitrinoque gloria", "d.m.v. een- en drievoudige glorie". Het tableau wordt geflankeerd door twee ruitvormige tableau's met monogrammen.
De GEVELS van de oost-, de zuid- en de westvleugel hebben aan de zijde van de Kloosterhof resp. acht, zeven en zeven vensterassen. In de oostgevel liggen de vensters echter dichter bij elkaar. De drie gevels zijn op dezelfde wijze vormgegeven. Het souterrain is opgetrokken in baksteen en heeft gepaarde vensters met 2-ruits ramen. De eerste bouwlaag heeft rondboogvensters met driedelige ramen en bovenlichten en een zandstenen tracering. De rondbogen worden afgesloten met dubbele rollagen. Hieronder springen de dagkanten tweemaal in. In de tweede bouwlaag bevinden zich drielichtvensters met stenen deelpijlertjes en kraagsteentjes onder de bogen. Ook hier springen de dagkanten tweemaal in. De derde bouwlaag heeft in het gepleisterde fries gekoppelde rechthoekige vensters met 2-ruits ramen in een omlijsting van schoon metselwerk. De vensters zijn voorzien van groene glas-in-lood ramen en lekdorpels die bestaan uit rode tegels. In het midden van de zuidvleugel bevindt zich een ingangsportaal met een dubbele deur, een zandstenen latei op kraagsteentjes en een driedelig bovenlicht met zandstenen tracering. De deur is toegankelijk via een dubbele trap met een bordes en een gemetselde balustrade die is voorzien van een blinde rondboog en vier "stuyters". De noordelijke vleugel van de kloosterhof wordt gevormd door de kerk. Aansluitend aan de kerk bevinden zich in de noordelijke vleugel ook vertrekken die bij het klooster en bij het seminarie horen. Achter de kerk bevindt zich boven de sacristie de zogenaamde congregatiekapel of oratorium. In het verlengde van de congregatiekapel bevindt zich de voormalige bibliotheek met daaronder de keuken en daarboven de studentenkapel, thans beiden in gebruik bij de Hogeschool. In het midden van de kloosterhof bevindt zich een vijver in een overhoeks geplaatst, gemetseld vierkant met gemetselde bloembak of fontein in het midden. Het INTERIEUR verkeert grotendeels in oorspronkelijke staat. De indeling is behouden. Rond de drie zijden van de kloosterhof bevindt zich een overwelfde kloostergang met kruisgewelven van gele baksteen en gordelbogen van rode baksteen. Aan de kloostergang liggen gemeenschappelijke ruimtes zoals de refter met eikenhouten lambrizering en een houten plafond tussen gemetselde gordelbogen. Aan de voorzijde loopt langs de kloostergang de bezoekersgang waaraan de spreekkamers liggen. Hierboven liggen de gastenkamers. Daarnaast liggen op de eerste en de tweede verdieping resp. de kamers van de paters en de kamers van het broedernoviciaat met een eigen kapel en recreatieruimte. In de hoekpaviljoens bevinden zich de trappenhuizen met twee-armige bordestrappen met granieten treden en houten leuningen met geprofileerde handlijsten. De traptreden naar de tweede verdieping zijn van hout. De vloeren zijn belegd met zwarte, witte en gemÛleerd grijze tegels. in de vestibule ligt een tegelvloer met meandermotieven in wit, geel en zwart. De lambrizering bestaat uit blauw geglazuurde tegels.
Het JUVENAAT, waarin het kleinseminarie en internaat waren ondergebracht, bestaat uit drie vleugels en vormt met de kerk (de vierde vleugel) de rechter carré van het kloostercomplex. De vleugels zijn gegroepeerd rondom een tuin met eenvoudige aanleg. De rechtervleugel steekt door naar achteren. De vleugels bestaan uit drie bouwlagen onder een met rode gotische pannen gedekt schilddak. Het dak van de rechtervleugel bevat een lichtkap over driekwart van de nok. Onder deze lichtkap bevonden zich oorspronkelijk de slaapzalen van het seminarie. De naar buiten gekeerde gevels hebben een plint van ruwe brokken zandsteen, afgedekt met een rij rechthoekig behakte blokken zandsteen. De gevels naar het binnenhof hebben een plint van baksteen, eveneens afgedekt met een rij rechthoekig behakte blokken zandsteen. Het bovenste deel van de gevels aan zowel de buitenzijde als de zijde van het binnenhof is van af de onderdorpel van de vensters aldaar gepleisterd. Ter hoogte van de onderdorpels van de vensters op de begane grond en de verdieping van het binnenhof bevindt zich een band met baksteen in zigzag-verband met daartussen gepleisterde driehoekjes. Ter hoogte van de kalven van dezelfde vensters bevindt zich een steens rollaag.
De asymmetrisch ingedeelde VOORGEVEL bevat rechts de risalerende rechtervleugel van het carré. De begane grond heeft hier vier tweelichten met 4-ruits stalen ronboogvensters. De verdieping heeft vier 12-ruits stalen rondboogvensters. De zolder heeft driemaal drie gekoppelde enkelruits vensters. Onder deze vensters bevinden zich drie tegeltableaux met tekst in geel op een groene ondergrond, de linker met '19', de middelste met de tekst 'clementis fidei robore consto', de rechter met '28'. Het linker deel van de gevel heeft op de begane grond zes tweelichten met 4-ruits stalen ronboogvensters. De verdieping heeft acht 12-ruits stalen stolpramen met halfrond 4-ruits bovenlicht. De tweede verdieping heeft achtmaal twee gekoppelde enkelruits vensters. Op de overgang van het linker deel van de gevel naar het risalerende deel bevindt zich een trappenhuis, dat wordt gemarkeerd door in hoogte verspringende vensters, bezet met groen glas. Links van het trappenhuis bevindt zich de hoofdentree, bestaande uit een 12-ruits stolpdeur. De deur is gevat in een zandstenen omlijsting met een ontlasting door een rondboog. Het boogveld bevat een beeldhouwwerk, voorstellende Jezus met de 12 apostelen.
De nagenoeg symmetrisch ingedeelde RECHTER ZIJGEVEL bevat ongeveer in het midden een rechthoekige uitbouw van twee bouwlagen, onder een aangekapt schilddak. Rechts van de uitbouw bevat de gevel op de begane grond zeven tweelichten met 4-ruits stalen ronboogvensters, de uitbouw zelf heeft vier dito vensters. De eerste verdieping heeft geheel links twee blindvensters en rechts daarvan vijf 12-ruits stalen stolpramen met halfrond 4-ruits bovenlicht, de uitbouw heeft vier dito vensters. De gevel wordt afgesloten met een band met zeven vijfruits stalen vensters, de uitbouw heeft er vier, maar op een iets lager niveau.
Het gedeelte rechts van de uitbouw heeft zowel op de begane grond als op de eerste verdieping negen 12-ruits stalen stolpramen met halfrond 4-ruits bovenlicht. De gevel wordt afgesloten met een band met negen vijfruits stalen vensters.
De ACHTERGEVEL van de rechtervleugel bevat in het midden een vijfzijdige uitbouw met twee smalle zijden haaks op het gebouw. De uitbouw heeft op de begane grond en de eerste verdieping 12-ruits stalen rondboogvensters. De tweede verdieping heeft tweelichten. De gevel links en rechts van de uitbouw bevat op de begane grond ene entree met gewijzigde deur en 8-ruits bovenlicht. De eerste verdieping heeft een 12-ruits stalen rondboogvenster. De tweede verdieping heeft een tweelicht.
De achtergevel van de achtervleugel bevat links een entree met gewijzigde deur. Boven de deur bevindt zich een plastiek met vijf voorstellingen uit het leven van Jozef. Daarboven bevindt zich een 6-ruits bovenlicht met halfronde bovenzijde. De ramen zijn bezet met glas-in-lood en worden van elkaar gescheiden door bakstenen stijlen en hardstenen kalven. Boven de entree bevat de gevel een venster in de vorm van het hiervoor genoemde bovenlicht. De gevel bevat verder op de begane grond zeven tweelichten met bakstenen tussenstijl en gevat onder één rondboog, op de eerste verdieping zeven 12-ruits stolpvensters met halfronde 4-ruits bovenlichten en op de tweede verdieping. Aan de zijde van de BINNENHOF bevat de zeven vensterassen brede, symmetrisch ingedeelde VOORGEVEL van de achtervleugel op de begane grond in het midden een entree, bestaande uit een dubbele deur met boven een zeer zwaar zandsten kalf een halfrond drielichtvenster met zandstenen stijlen. De entree wordt aan beide zijden geflankeerd door drie rondboogvensters met 3-ruits onder- en bovenramen met zandstenen stijlen en kalf. De verdieping heeft zeven drielichtvensters met 2-ruits ramen en zandstenen stijlen en kalf. Eén van de vensters is deels gewijzigd. De tweede verdieping heeft zeven enkelruits tweelichtvensters. EÚn van de vensters is gewijzigd. De vensters zijn voorzien van een dubbel rij lekdorpeltegels en zijn bezet met groen glas-in-lood. Onder de vensters op de begane grond bevinden zich in de plint telkens twee gekoppelde 2-ruits stalen vensters.
De ACHTERGEVEL van de voorvleugel is vrijwel identiek aan de voorgevel van de achtervleugel. De plint bevat geen vensters, de entree bevindt zich in de derde vensteras van links en de gevel ter hoogte van de tweede verdieping ligt ver terug. Daarv¿¿r bevindt zich dakterras, toegankelijk via een deur geheel links in de gevel.
Tegen de LINKER ZIJGEVEL van de rechtervleugel bevindt zich een uitbouw van twee bouwlagen onder een met rode gotische pannen gedekt schilddak, met op de nokeinden een luchtafvoer. De voorgevel heeft op de begane grond twee 6-ruits halfrond gesloten vensters, bezet met ruitvormig groen glas. De linker zijgevel van deze uitbouw heeft op de begane grond vier 6-ruits halfrond gesloten vensters, bezet met ruitvormig groen glas. De verdieping heeft vijf tweelichten met hafrond gesloten 4-ruits vensters. De achtergevel heeft zowel op de begane grond als de verdieping zes ruits vensters. Links en rechts van de uitbouw bevat de linker zijgevel van de rechtervleugel op de begane grond een rondboogvenster met 3-ruits onder- en bovenramen met zandstenen stijlen en kalf en op de eerste verdieping een drielichtvenster met 2-ruits ramen en zandstenen stijlen en kalf. De tweede verdieping heeft een achttal vijflichten. Het dakvlak bevat over de gehele lengte een lichtstraat met vijflichten.
In de hoek tussen rechter - en achtervleugel bevindt zich een hoog opgaande UITKIJKTOREN, de zogenaamde 'sterrentoren' op rechthoekige grondslag met ertegenaan een ronde traptoren, waarvan de onderzijde ligt op het niveau van de tweede verdieping. De toren rust hier op twee zware consoles.
Het INTERIEUR is - hoewel met demontabele scheidingswanden deels heringedeeld - grotendeels intact. Het bevat onder meer granieten trappen en gangen betegeld met gekleurde tegels in patronen gelegd. De tegels zijn overwegend grijswit en zwart met in de hal accenten in geel. De toiletten hebben oorspronkelijke paneeldeuren en beslag. De voormalige refter heeft nog de oorspronkelijke parketvloer. De draagconstructie bestaat grotendeels uit troggewelfjes op stalen balken, die worden ondersteund door gietijzeren, geklonken kokervormige kolommen. De kap met lichtbeuk boven de rechte vleugel wordt ondersteund door stalen vakwerkspanten met bovenrand in driehoekige vorm en opwaarts gebogen onderrand.
De aan Gerardus Majella gewijde KERK vormt de oost-westelijk gerichte middenas tussen de vleugels waarin het studiehuis is opgenomen en die waarin zich het seminarie bevindt. In het verlengde van de kerk bevinden zich onder meer nog de bij het studiehuis horende congregatiekapel en de studentenkapel. De kerk is vanuit beide kloostervleugels te bereiken, maar heeft als openbare kerk ook een entree aan het oostelijk van het gebouw gesitueerde voorplein. Het op een rechthoekig grondvlak opgetrokken kerkgebouw heeft een basilikale opzet met een aan de zuidoostzijde aangebouwde, naar Italiaanse architectuur verwijzende, 'campanile'. Het kerkgebouw springt ten opzichte van de 'voorgevels' van beide kloostervleugels naar voren (drie traveeën). De vormgeving van het kerkgebouw sluit aan bij die van de kloostervleugels, maar kent een rijker decoratiepatroon. De in baksteen uitgevoerde gevels worden gedecoreerd met in tufsteen, mergel, hardsteen en zandsteen uitgevoerde elementen en afgesloten met zadeldaken die met rode romaanse pannen zijn belegd en zijn voorzien van bakgoten. De heldere structuur aan de buitenzijde weerspiegelt de indeling van het interieur. Het hoge middenschip met zadeldak heeft twee lagere zijbeuken met lessenaarsdaken en eindigt in een iets lager, recht afgesloten, koorgedeelte met een zadeldak en twee korte transeptarmen, waarvan de zijgevels grenzen aan beide kloosterhoven. Het zadeldak van het schip heeft aan de westzijde een klein opzetstuk waarin zich mogelijk een luidklokje bevindt. Aansluitend op koor en transept bevindt zich een smaller en iets lager bouwdeel waarin zich de sacristie (begane grond) en de congregatiekapel (verdieping) bevinden. Aan de zijden van de kloosterhoven is deze smalle vleugel over anderhalve bouwlaag aan elke zijde voorzien van een smalle uitbouw met een zadelak. Aansluitend op de smallere vleugel bevindt zich, ter breedte van het kerkgebouw, een vierkant torenachtig bouwvolume waarop beide noordvleugels van het kloostercomplex aansluiten. In dit bouwvolume bevinden zich op de begane grond de voormalige keuken, op de verdieping de bibliotheek en op de tweede verdieping de voormalige studentenkapel. Het bouwvolume is iets hoger dan het kerkgebouw en wordt afgesloten door twee elkaar kruisende zadeldaken met in het midden een achtzijdige koepel. De dakschilden hiervan zijn met daktegels bekleed. De top is bekroond met een koperen bol met een spits.
Van het kerkgebouw wordt de VOORGEVEL gedomineerd door de iets vooruitspringende vierkante klokketoren in de zuid-oosthoek waarvan de baksteengevels op de hoeken door verticale natuursteenbanden worden begrensd. In de voorzijde van de toren bevindt zich een eenvoudige toegangsdeur in een iets uitgebouwde, keperboogvormig afgesloten portaalomlijsting waarin boven de deur een kruis is opgenomen. De portaalomlijsting is evenals de zeer hoge borstwering in natuursteen uitgevoerd. De ingang is, evenals de kerkingang rechts, via een aantal hardstenen traptreden te bereiken. Boven de ingang is de klokketoren aan twee zijden door smalle rondboogvensters in zeven 'geledingen' verdeeld. Elke geleding bevat een, twee of drie sleufvormige rondboogvensters. De vensters verschillen op elke geleding in hoogte, breedte en plaatsing. Aan de achterzijde van de toren zijn vijf geledingen zichtbaar, in de rechterzijgevel drie. De bovenste drie geledingen worden horizontaal gescheiden door natuursteenbanden waarin een keperboogvormig motief is uitgespaard. De bovenste geleding, de klokkestoel, is open en bestaat aan elke zijde uit drie gekoppelde rondbogen die door twee zuiltjes worden gesteund. Hierboven bevindt zich een fries van zwart-witte tegeltjes dat kenmerkend genoemd kan worden in het werk van architect Stuyt. Het overstekende schilddak met rode pannen heeft een koperen bolbekroning met een kruis. De voorgevel van het kerkschip heeft een centraal rondboogvormig en in natuursteen uitgevoerd portiek met een gedecoreerde omlijsting waarin de tekst: "BIJ MIJ IS OVERVLOEDIGE VERLOSSING" is opgenomen. In het portiek bevinden zich de oorspronkelijke dubbele houten deuren, waarboven zich een halfrond, in mergel uitgevoerd, reliëf bevindt waarop Christus zijn wonden toont. Het geschilderde reliëf werd in 1930 door kunstenaar Piet Gerrits uitgevoerd. Boven de entree bevindt zich een groot roosvenster waarvan de tracering is uitgevoerd als Davidsster en waarvan de omlijsting is voorzien van gedecoreerde banden in natuursteen. Het venster is voorzien van glas-in-loodramen. De baksteengevel wordt afgesloten door een in natuursteen uitgevoerd timpaan met afsluitende profiellijsten en een kruisvormig opzetstuk. In het timpaan zijn in een blauwe tondo door elkaar de letters P en X opgenomen. Aan weerszijden van de tondo bevinden zich twee kleine ronde raampjes. Tegen de voorzijde van de in baksteen gemetselde en door een natuurstenen fries afgesloten gevel van de rechterzijbeuk, bevindt zich een vierzijdige uitgebouwde kapel waarvan het dak met daktegels is belegd. In elke in baksteen uitgevoerde gevelzijde bevinden zich twee gekoppelde rondboogvensters waarboven een doorlopend rondboogfries in natuursteen wordt afgewisseld met mozaiektegels. Tegen de LINKER- EN RECHTER ZIJGEVEL van het schip van de kerk sluiten beide oostelijke kloostervleugels aan. De in baksteen uitgevoerde zijgevels worden verticaal geleed door zes in natuursteen uitgevoerde steunberen waarvan de afzaten met tegels zijn bekleed. De zes steunberen verdelen het schip in vijf traveeën. Iedere travee is, voor zover niet aan het oog onttrokken door de kloosteraanbouw, in de zijbeuk en in het schip voorzien van een smal rondboogvormg afgesloten kerkvenster dat met glas-in-lood is gevuld. Alle vensters hebben een rondboogvormige natuursteenafsluiting met een waterlijst aan de bovenzijde en een tegeldorpel aan de onderzijde. De zijbeukgevels worden afgesloten door een natuurstenen rondboogfries, de schipgevels door een keperboogvormig fries in natuursteen. De korte transeptarmen die tegen het koor aansluiten hebben in de gevels aan de kloosterhof zes rondboogramen van verschillende grootte en worden begrensd door verticale natuursteenbanden. In de kloosterhofgevel van de zuidelijke transeptarm bevindt zich een kruisvormig beeldhouwwerk uit 1939 waarop de Heilige Alfonsus wordt afgebeeld. De geveltoppen zijn voorzien van gedeeltelijk in baksteen uitgevoerd vlechtwerk. Boven de transeptarmen zijn in de zijgevels van het koor, aan elke zijde twee grote ronde vensters aanwezig. Ook de koorgevels zijn afgesloten met een keperboogvormig fries.
Dezelfde detaillering is voortgezet in de smalle vleugel, aansluitend aan de kerk, waarin zich de sacristie en de CONGREGATIEKAPEL bevinden. Beide zijgevels ervan worden aan elke zijde door twee steunberen in drie traveen van ongelijke grootte verdeeld. De baksteengevels hebben rondboogvensters en ronde vensters met glas-in-lood en een keperboogvormig fries Aan beide zijden is deze vleugel voorzien van een uitbouw van anderhalve bouwlaag. De aan de kloosterhof grenzende gevels hiervan hebben een indeling die vergelijkbaar is met de gevelindeling van de transeptgevels. Het vierkante bouwvolume dat zich tussen beide westelijke kloostervleugels bevindt, heeft aan de achterzijde een vijfzijdige uitbouw over de gehele bouwhoogte. De bovenste bouwlaag is voorzien van gedecoreerde horizontale en verticale natuursteenbanden en boogfriezen ter accentuering van de gevelhoeken en van de vier topgevels die worden gevormd door de twee elkaar kruisende zadeldaken. In dit gedeelte bevindt zich de STUDENTENKAPEL, voorzien van een vijfzijdig gesloten koor. In de koorgevels zijn in pleisterwerk een kruisvormig en twee ruitvormige motieven aangegeven. De vierkante kapel bevat acht rondboogvormig afgesloten vensters met glas-in-lood en twee grote ronde vensters in de noord- en zuidgevel. Ook deze vensters hebben figuratieve voorstellingen in glas in lood. De achtzijdige koepelopbouw heeft 24 rondboogvormig afgesloten glas-in-loodramen. Beide bouwlagen onder de kapel hebben een detaillering die overeenkomt met de detaillering van de hieraan grenzende kloostervleugels en herbergden de BIBLIOTHEEK en de KEUKEN.
Het INTERIEUR en de RUIMTELIJKE indeling van deze vleugel met kerk, congregatie en studentenkapel, sacristie, bibliotheek en keuken is bewaard gebleven. De kerkruimte bestaat uit een middenschip, zijbeuken en een recht afgesloten koor met korte transepten. De ruimte wordt gekenmerkt door in mergel- en baksteen uitgevoerde geledingen. De opstand bestaat per travee uit een rondboog, een triforium met borstwering en drie gekoppelde rondbogen op granieten zuiltjes en een lichtbeuk met één raam per travee. Aan de binnenzijde van de kolommen bevinden zich lisenen die ter plaatse van de lichtbeuk overgaan in rondbogen die de houten kap dragen. De kap en de op regelmatige afstand tussen de rondbogen aangebrachte houten spanten zijn geheel beschilderd. De iets lager geplaatste kap boven het koor is geheel in hout uitgevoerd, beschilderd en voorzien van houten inlegwerk. Alle rondbogeven zijn afwisselend in baksteen en in natuursteen uitgevoerd. De korte oostzijde heeft een orgelgalerij die rust op drie gekoppelde rondbogen. Ook de zijbeuken worden door rondbogen geleed. Hier bevindt zich een vlakke houten zoldering met in elke travee negen cassetten, voorzien van schilder- en inlegwerk. Ter plaatse van de transepten worden de gevels van het schip doorbroken door gekoppelde rondbogen die door granieten zuiltjes op een achtzijdige basis worden gedragen. Aan elke zijde bevinden zich twee rondboogarcaden boven elkaar. In de kerk bevinden zich nog de oorspronkelijke tegelvloer, het bankenplan en diverse altaren. De aandacht wordt getrokken naar de koorafsluiting die over de gehele hoogte (22 meter) is voorzien van een keimfresco van kunstenaar Piet Gerrits uit 1929. In de schildering wordt de liturgische ruimte van de kerk als weerspiegeling van de hemelse liturgie voorgesteld. Onder de voorstelling van de Apocalyps bevindt zich het Lam met daar weer onder Maria in Orantehouding. Deze verticale lijn wordt voortgezet in een door Gerrits gesneden kruisbeeld voor een mozaiek waarin het kruis, een engel en Gerardus Majella worden afgebeeld. Het tabernakel daaronder is ontworpen door Joop Janssen uit Arnhem. Het geheel bevindt zich onder een baldakijn. Piet Gerrits ontwierp in de kerkruimte ook het Maria- het Sint Jozef- en het Clemens-altaar en de Gerardus kapel, inclusief alle schilderingen. De overige ontwerpen en decoraties in de kerkruimte zijn over het algemeen gemaakt door een lid van de kloostergemeenschap, pater Gerhard Mathot.
Het ruimte van de CONGREGATIEKAPEL of het oratorium boven de sacristie heeft een T-vormig grondplan en telt drie traveeën met kruisgewelven. De koortravee wordt begrensd door een triomfboog op granieten zuilen en heeft aan weerszijden een zijruimte, die toegankelijk is via een dubbele boog en eveneens rust op een granieten zuil. De zuilen hebben achthoekige basementen. De zijruimtes zijn voorzien van zadeldakjes en worden verlicht via rondboogvensters. Boven de arcaden bevinden zich roosvensters. Alle ramen zijn voorzien van glas-in-lood. De kapel is beschilderd door Piet Gerrits met op de achterwand van het koor een voorstelling van een calvariegroep met op het kruis het opschrift: "Zoo heeft god/de/wereld bemind". Boven het kruis staat geschreven: "Non enim nos metipsos praedicamus/ sed jesum christum dominum nostrum/ nos autem servos vestros per jesum", "Wij preken immers niet onszelf maar Jezus Christus onze Heer en wij zijn Uw dienaren door Christus". Hierboven bevindt zich een regenboog met een duif. Links van de calvariegroep is Jeruzalem afgebeeld met Paulus, door Christus tot het apostolaat geroepen. Rechts is Napels afgebeeld met Alphonsus. Deze begon in Napels het apostolaat van de redemptoristen.
Het interieur van de voormalige STUDENTENKAPEL (nu mediatheek) is voorzien van een geheel door Piet Gerrits beschilderde koepel waarin blauwtinten de overhand voeren. In de koepel is de tekst: "We hebben hier geen blijvende stad. Maar we reikhalzen naar de toekomstige" aangebracht. De 24 glas-in-loodramen in de koepel zijn voorzien van geeltinten. Van de acht grotere glas-in-loodramen er vier abstract. De anderen bevatten de aartsengel Michaël, Rafaël en de teksten: "Clementis Fideirobore" en "Alfonso duce et Auspice". De twee grote ronde glas-in-loodramen bevatten bijbelscenes. In de pendentieven zijn Abraham, Mozes, David en Abel geschilderd. De koepel rust op achtzijdige granieten kolommen. In de lagere delen zijn beschilderde ton- en kruisgewelven aangebracht. De wanden zijn voorzien van figuratieve voorstellingen.
Het interieur van de BIBLIOTHEEK onder de kapel heeft een plafond, dat bestaat uit betonnen troggewelven, zuilen op een achthoekige granieten basis met achthoekige kapitelen en een kastenstelling voorzien van een omloop met ijzeren hekjes en een houten spiltrap. In de voormalige KEUKEN zijn enkel de voorraadkasten behouden gebleven.
Waardering
Door JAN STUYT ontworpen tussen 1926 en 1928 en in samenwerking met PIET GERRITS en GERHARD MATHOT ingericht KLOOSTERCOMPLEX , bestaande uit aan elkaar gebouwde vleugels met JUVENAAT, KLOOSTERGEDEELTE en KERKGEBOUW, alsmede een KASSENCOMPLEX achter het hoofdgebouw.
- Van architectuurhistorische en typologische waarde als goed en zeldzaam gaaf voorbeeld van een kloostercomplex, dat door de gebruikte Italianiserende Neo-Romaanse bouwstijl in combinatie met de ligging op een heuvel in de bossen ten zuidoosten van Nijmegen van bijna onnederlandse allure is. In het complex zijn een Juvenaat, een kloostergedeelte en een voor de openbare dienst bestemde kerk opgenomen. Het complex heeft esthetische kwaliteiten in het ontwerp, zoals de zeer markante hoofdvormen, het materiaalgebruik, de verhoudingen en de detaillering van de gevels en de vormgeving van het interieur. De kerk is zowel binnen het complex als vanuit de traditie van de kerkbouw van bijzonder belang vanwege de toegepaste bouwstijl en de gaafheid. De in het interieur van het complex nog aanwezige kerkelijke kunst is voornamelijk ontworpen door de kunstenaar Piet Gerrits en de kloosterling Gerhard Mathot. Aan deze kunst (muurschilderingen, glas-in-loodramen, altaren en beelden) kan tevens kunsthistorische waarde worden toegekend. Het complex vormt een belangrijk werk in het oeuvre van de bekende architect Jan Stuyt, die vaker met kunstenaar Gerrits samenwerkte en met hem ook de nabijgelegen Cenakelkerk vorm heeft gegeven.
- Van stedebouwkundige waarde als oorspronkelijk en zeer beeldbepalend historisch onderdeel in dit bosrijke gebied ten zuidoosten van Nijmegen, nabij de grens met de gemeente Groesbeek. Het complex bevindt zich op een heuveltop tegenover de heuvel van de Heilig-Landstichting en is van bijzondere betekenis door de relatie tussen het gebouwencomplex en het geaccidenteerde terrein. Het kloostercomplex vormt een belangrijk onderdeel van een cluster (grootschalige) R.K. stichtingen in de directe omgeving, zoals het sanatorium Dekkerswald, het meisjespensionaat Mariënbosch en de Heilig-Land-Stichting.
- Van cultuurhistorische waarde vanwege de bestemming als bijzondere uitdrukking van een religieuze ontwikkeling, in casu de in de negentiende eeuw opgekomen Rooms-Katholieke emancipatiebeweging die rond de bouwtijd van dit kloostercomplex hier een grote opleving beleefde nadat in 1923 de Katholieke Universiteit was opgericht.. Het complex herinnert aan de tijd dat Nijmegen bekend stond als het 'Monnichendam aan de Waal' vanwege de aanwezigheid van ruim honderd R.K. kerken en kloosters.
Anecdotisch
- Nijmegen heeft / had de grootste kloosterdichtheid in R.K. Nederland. - Tilburg had in 1970 de grootste kerkendichtheid qua R.K. kerkgebouwen.
==Externe links==
Afbeeldingen
- Op zoek naar afbeeldingen van het prachtige interieur,