Maastricht, Capucijnenstraat 122 - Kloosterkapel Ursulinen
Uit Reliwiki
Algemene gegevens | |
---|---|
Naam object: | Kloosterkapel Ursulinen |
Genootschap: | Rooms Katholieke Kerk |
Provincie: | Limburg |
Gemeente: | Maastricht |
Plaats: | Maastricht |
Adres: | Capucijnenstraat 122 |
Postcode: | 6211RR |
Inventarisatienummer: | 13182 |
Jaar ingebruikname: | 1890 |
Architect: | Kayser, Joh. |
Huidige bestemming: | cultureel centrum |
Monument status: | Rijksmonument 506636 |
Geschiedenis
Driebeukige neogotische kapel, gebouwd in 1890 naar ontwerp van Johannes Kayser. De kapel is gebouwd met ruim gebruik van geglazuurde baksteen en is bij het schip voorzien van trapgevels. Voornaamste inspiratiebron was de Noordduitse baksteengotiek. Inwendig kruisribgewelven.
Maison de la Misericorde. Buiten gebruik, nu cultureel centrum.
Monumentomschrijving Rijksdienst
Neo-gotische KLOOSTERKAPEL van de Zusters Ursulinen, gesitueerd in de gesloten wand van de Capucijnenstraat. Gebouwd in 1890 naar ontwerp van architect Johannes Kayser, in opdracht van de familie Claerenboets te Maastricht.
Driebeukige kapel met vijfhoekig koor op het noorden, rechthoekige plattegrond. Sacristie in dwarsrichting op de noordwestelijke zijde van het koor. De noklijn van het samengestelde koordak en het zadeldak van het schip variëren in hoogte. De langsgevels, met zijbeuken onder lessenaarsdaken, worden geleed door steunberen en luchtbogen in zes traveeën. De vensters van de lichtbeuk zijn voorzien van drie lancetramen en in de zijbeuk bevindt zich een rondboogvenster met vulling van twee spitsbogen plus een roset. Geprofileerde gootlijst met tandlijst en kantwerkfries. De beide korte gevels eindigen in trapgevels. Aan de noordoostelijke zijde is de ingangspartij aan een trap met sierhek gesitueerd. Hierboven twee kruisvensters binnen een rondboogomlijsting waarvan de boogvulling met blokdecoratie in gele en rode baksteen is uitgevoerd. De segmentboogvormige dubbele entreedeuren zijn voorzien van een sierlijk smeedijzeren deurbeslag.
Baksteen in donkerbruin, rood en geel, geglazuurd en ongeglazuurd, gemetseld in kruisverband. Alle gevelelementen in hoeklijsten of venster- en deuromlijstingen zijn met kettingverbanden van geglazuurde baksteen gedecoreerd. Alle dakdelen zijn gedekt met leien. Zeszijdige middentoren in hout met zink bekleed, koperen spits door een weerhaan bekroond.
Het INTERIEUR van de kapel is in hoge mate gaaf gebleven, enkel de in schoon metselwerk uitgevoerde binnenwanden zijn wit gesausd cq. gepleisterd. De zijbeuken en het schip worden van elkaar gescheiden door een galerij van paneeldeuren. Hierachter bevinden zich muurkasten, die bij een eventueel plaatsgebrek in de kapel verwijderd konden worden zonder vergaande bouwkundige ingrepen. Door deze kasten ontstaat er het effect van een kloostergang rond de kapel. In deze zijbeukgang bevinden zich kruisgewelven met ribben, een met marmermoza'ek ingelegde terrazzovloer. Het schip is voorzien van kruis- en spitsbooggewelven, een geheel marmeren mozaïekvloer in rood, wit en zwart. De hoge absis, met koorgang, heeft acht zwartmameren zuilen met corynthische kapitelen in bladgoud.
Verder zijn in het interieur onder meer van belang: de koorbanken op houten vlonders, met afbeeldingen van de heiligen van de orde in houtsnijwerk, ca. 1936; een communiebankpaneel, altaar en retabel van Leo Brom, ca. 1930, in geel, rood, zwart en groen Cipollinmarmer; glas-in-lood vensters, waaronder koorvensters van de H. Ursula en de H. Angela, ca. 1900, de kruisweg, de piëta, een oxaal met rijk bewerkte consoles en balustrade. Orgel, gemaakt door Pereboom en Leyser in ca. 1870, in 1958 door Verschueren gewijzigd. Ook orgelkas, pijpwerk en laden zijn van waarde uit het oogpunt van monumentenzorg.
Waardering
De kloosterkapel van de Zusters Ursulinen is van cultuurhistorisch belang als bijzondere uitdrukking van een geestelijke ontwikkeling. De architectuurhistorische waarden van dit bouwwerk worden bepaald door de neo-gotische bouwstijl, de betrokkenheid van architect Johannes Kayser, de zeer hoogwaardige esthetische kwaliteiten van zijn ontwerp, het bijzondere materiaalgebruik en de ornamentiek.
Verder is de kloosterkapel een essentiëel onderdeel van het beschermd stadsgezicht Maastricht en van bijzondere betekenis voor het aanzien van de binnenstad. Het gebouw beschikt over een zeer hoge mate van architectonische gaafheid van zowel ex- als interieur, is van betekenis in relatie tot de structurele en visuele gaafheid van de stedelijke omgeving en kan bogen op een redelijke architectuurhistorische zeldzaamheid.
Gebouwomschrijving SKKN
Oorsprong der Ursulinen
Op 25 november 1535 stichtte St. Angela de Merici (1474-1540) te Brescia de 'Compagnia di S. Orsola', een genootschap met St. Ursula van Keulen als beschermster. St. Angela werd geboren in 1474 in het Italiaanse Desenzano aan het Gardameer. Haar ouders stierven toen zij nog jong was en Angela trad toe tot de Derde Orde van St. Franciscus. Zij legde zich toe op het geven van christelijk onderwijs aan jonge meisjes. De Compagnie die zij stichtte bestond uit een groep vrouwen die thuis bleven wonen en van daaruit werkten, maar wel een religieuze leefregel onderhielden. Deze vereniging van een beschouwend en actief leven was nieuw in die tijd. Toen St. Angela in 1540 stierf liet ze een eenvoudige regel na die in 1544 door Paus Paulus III werd goedgekeurd. In aanvulling hierop schreef de H. Carolus Borromeus later een kloosterregel, die in 1582 pauselijk werd goedgekeurd. Vanuit de Compagnie van de H. Angela kwamen de orden en congregaties der Ursulinen voort. De Ursulinen richten zich voornamelijk op het geven van onderwijs en opvoeding aan jonge meisjes.
De Ursulinen te Maastricht
In april 1818 stichtte pastoor Johannes Lambertz (1792-1869), een schooltje in het Belgische Thildonck. De school was begonnen met de hulp van drie dames. Dit groepje groeide snel uit tot een zustergemeenschap, en in 1830 vormde pastoor Lambertz de gemeenschap om in een Ursulinen Congregatie. Vanuit dit Belgische Ursulinen klooster kwamen de eerste Ursulinen naar Maastricht. In Maastricht had Mgr. L.H. Rutten (1809-1891) in 1843 een bewaarschool geopend aan de Jodenstraat. Hij wilde graag dat de school door religieuzen werd geleid en hij wendde zich tot pastoor Lambertz te Thildonck. Deze was hem ter wille en zond twee religieuzen; op 8 april 1850 kwamen Mère Joseph Keuller uit Venray en Mère Angélique van Baal uit Hoogstraten naar Maastricht. Ze gingen wonen in een huisje naast de school, het 'Huisje van Loreto' genaamd. In hetzelfde jaar kwamen er nog vier zusters bij en werd het huisje te klein. De zusters kregen de beschikking over het huis van Mgr. Rutten aan de Jodenstraat die zelf verhuisde naar een huis langs het kanaal. De eerste jaren werd door de zusters in armoede geleefd. In mei 1851 trad Mej. Adèle Claereboets in, in 1855 gevolgd door haar jongere zus Pauline Claereboets. Zij waren dochters van André Claereboets, een gefortuneerde fabrikant in behangselpapier. De familie Claereboets zou in de jaren daarna de Ursulinen vaak financieel steunen bij de uitbreidingen van het klooster en de scholen. Al snel had men behoefte aan een groter gebouw en zo ontstond een complex van school- en kloostergebouwen begrensd door de Jodenstraat, Kesselskade en Mariastraat.
In 1862 werd het 18de eeuwse herenhuis Bonhomme gekocht, gelegen aan de Grote Gracht 74. Dit huis had meer uitbreidingsmogelijkheden. Het werd verbouwd en al in 1863 betrokken. Wel bleven er nog 9 zusters onderwijs geven in de Jodenstaat, dit op dringend verzoek van Mgr. Rutten. In 1864 kwamen ook deze zusters naar de Grote Gracht. De heer Claereboets liet op het terrein een kapel bouwen. De eerste steenlegging van deze kapel vond plaats op 31 mei 1863, de kapel werd in 1866 ingezegend. In datzelfde jaar werd begonnen aan de bouw van een internaat, dat in sept. 1868 in gebruik werd genomen. In 1882 werden internaat en klooster vergroot en in 1890 werd de huidige kapel aan de Capucijnenstraat gebouwd, naar ontwerp van Joh. Kayser. De eerste steenlegging vond plaats op 2 juli 1890 en twee jaar later, in 1892, werd de kapel gewijd aan het H. Hart van Jezus. Dit alles wederom met financiële steun van de familie Claereboets.
In 1882 verenigden de Limburgse Ursulinen zich. Hiermee werd de band met Thildonck verbroken en vielen de zusters rechtstreeks onder de bisschop. In 1928 trad deze zgn. Roermondse Unie toe tot de Romeinse Unie, die op verzoek van paus Leo XIII in 1900 was opgericht. De kloosters vielen nu rechtstreeks onder Rome.
Tijdens het bestuur van Mère Angèle van Melsen (1901-1924) werd een nieuw externaat aan de Capucijnenstraat gebouwd (1902). Vanaf die tijd breidde het onderwijs zich uit. In 1914 kwam de kweekschool van de Ursulinen uit Eysden naar Maastricht, in 1916 kwam er een H.B.S. In 1928-1929 werd voor de uitbreiding van deze H.B.S. nieuwbouw gepleegd aan de Grote Gracht 76. Dit latere Lyceum (vanaf 1939), werd gebouwd in een expressionistische stijl naar ontwerp van W.J. Sandhöven. In 1934 volgde de inzegening van een nieuw gebouw voor de kweekschool (Capucijnenstraat 120) naar ontwerp van A.J.N. Boosten. In 1940 werd het Lyceum aan de linkerzijde uitgebreid met nieuwbouw naar ontwerp van A.J.N. Boosten. Het gebouw was juist voor het uitbreken van de oorlog gereed. Na de oorlog kreeg het klooster en de school de naam 'Stella Maris' naar de beschermster van Maastricht, O.L.V. Sterre der Zee.
Vanaf de jaren zestig wordt het onderwijs langzaam aan overgenomen door leken. In 1960 wordt het internaat opgeheven. In 1963 wordt het bestuur van het Lyceum overgedragen aan de Vereniging voor Middelbaar Onderwijs in Limburg. In 1968 wordt de M.M.S, naar aanleiding van de Mammoetwet, omgevormd tot H.A.V.O. In 1974 wordt hieraan een atheneum toegevoegd. In 1980 verlaten de laatste leerlingen van het atheneum het gebouw aan de Capucijnenstraat. In 1986 neemt de laatste Ursuline afscheid van het bestuur Katholiek Onderwijs Maastricht. In 2000 wordt ook het laatste voor onderwijs bestemde gebouw, Capucijnenstraat 120, verkocht aan een opleidingsinstituut en komt er een einde aan de bijdrage van de Zusters Ursulinen aan het onderwijs in Maastricht.
Kapel
De huidige kapel werd gebouwd in 1890-1892 naar ontwerp van Joh. Kayser te Venlo. Het gaat om een basilicale kapel met hoge zeszijdige dakruiter en een driezijdig gesloten koor met omgang. De kapel is uitgevoerd met luchtbogen en steunberen. Het interieur wordt gedekt door kruisgewelven. De kloostergang was bedoeld als een mogelijke uitbreiding van de kapel. Men kon de tussenmuren onder de bogen wegbreken. In 1925 werd een nieuw hoogaltaar geplaatst, vervaardigd door J. en E. Brom te Utrecht. In 1926 en 1928 volgden een communiebank en credenstafel, eveneens vervaardigd door de fa. Brom. In 1936 worden nieuwe koorbanken en banken voor het middenschip geleverd door de fa. Wagemans te Roggel. In 1955 wordt de polychrome beschildering daterend uit 1923-1924 (nog te zien op oude ansichtkaarten) verwijderd uit de kapel. In de jaren 60 wordt de kapel, naar aanleiding van het Tweede Vaticaans Concilie, opnieuw ingericht. De communiebank wordt in tweeën gedeeld en links en rechts van het priesterkoor geplaatst. Het hekwerk dat de communiebank in het midden sierde wordt gebruikt als voetstuk voor het huidige altaar. Tenslotte worden de oorspronkelijk kruiswegstaties van Windhausen vervangen door kruiswegstaties van G. Januszewski.
Zuster Emilie
In het klooster bevinden zich verschillende kunstwerken vervaardigd door Zuster Emilie (Dortmund 1913-1997). Zij werkte in verschillende technieken: schilderen, kalligraferen, naaldkunst, boetseren, hout draaien op de draaibank, etc. M.n. haar wandkleden zijn van een artistieke kwaliteit en zijn opgenomen in het inventarisrapport. Zij signeerde haar werken met de letters M.E (=Mère Emilie). . Zuster Juliana met haar kantklosclub 't Kloske zorgde voor diverse kantklosproducten in het klooster. Enkele daarvan zijn opgenomen.
Externe links
- De Kerk op Kerkgebouwen-in-Limburg
- Meer afbeeldingen op WikiMedia
- Meer afbeeldingen op WikiMedia (Interieur)