Handelingen

Laren, Brink 31 - Basiliek Sint Jan

Uit Reliwiki


Bezig met het laden van de kaart...
Algemene gegevens
Naam kerk: St. Jansbasiliek
Genootschap: Rooms Katholieke Kerk
Provincie: Noord-Holland
Gemeente: Laren NH
Plaats: Laren
Adres: Brink 31
Postcode: 9471AJ
Sonneveld-index: 05849
Jaar ingebruikname: 1925
Architect: Wolter te Riele (1867 - 1937)
Huidige bestemming: kerk
Monument status: Rijksmonument 511274


Geschiedenis

Architectonisch buitengewoon belangrijk laat neogotisch kerkgebouw, met dubbeltorenfront en kruisingkoepel. Eén van de monumentaalste kerken in het uitgebreide oeuvre van architect Wolter te Riele (1867 - 1937). Gebouwd ter plaatse van een oudere kerk. In 1937 door de Paus verheven tot "Basilica Minor", wegens locale R.K. traditie en architectonische monumentaliteit.

In 1844-45 werd op de Brink een zogenaamde “Waterstaatskerk” gebouwd, die in 1924 vervangen werd door de huidige St. Jans Basiliek, ontworpen door de bekende Utrechtse architect Wolter te Riele (1867 - 1937). Vanaf 1981 startte een proces van restauratie, aanvankelijk door vrijwilligers, later met steun van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. In 1998 werd de kerk, samen met de pastorie en aangrenzende gebouwen op de Rijkslijst (voor jongere monumenten) geplaatst. (55-06)

Adema-orgel, in 1922 als koororgel gebouwd voor de St. Willibrorduskerk buiten de Veste te Amsterdam en sinds 2002 in deze kerk.

opname JvN 23-10-2004
opname JvN 23-10-2004
opname JvN 23-10-2004
opname JvN 23-10-2004
opname JvN 23-10-2004
opname JvN 23-10-2004
opname JvN 23-10-2004

Orgel

Op 19 mei 2002 werd in de Sint Jansbasiliek te Laren een nieuw orgel in gebruik genomen, gebouwd door de firma Adema. De basis voor het nieuwe orgel wordt gevormd door het voormalige transeptorgel uit de Sint Willibrorduskerk buiten de Veste in Amsterdam uit 1904/1922. Na de sloop van deze kerk verhuisde dit orgel in 1968 naar de R.K. St. Johannes de Doperkerk in Amsterdam. Ook deze kerk moest gesloten worden, zodat het orgel in 2000 werd gedemonteerd en opgeslagen. Bij de bouw van het nieuwe orgel in Laren is veel pijpwerk overgenomen uit dit Amsterdamse instrument. Ook werd het nieuwe front ontworpen aan de hand van foto's en tekeningen van het oorspronkelijke front van Jan Stuyt uit 1904. Enkele pedaalregisters zijn afkomstig van het Adema-orgel uit de Sint Vincentiuskerk in Volendam. In Laren is het orgel op de orgelgalerij aan de westzijde geplaatst. Bij de ingebruikname werd het orgel bespeeld door Ton van Eck, Ronald van Baekel en Wybe Kooijmans.

Monumentomschrijving Rijksdienst

KRUISBASILIEK, gewijd aan St. Jan de Doper, gebouwd in 1924-1925 naar ontwerp van architect Wolter te Riele Gzn. uit Utrecht. De kerk, opgetrokken in een neo-gotische bouwtrant met expressionistische detailleringen, verving een waterstaatskerk uit 1844, die westelijk van de huidige kerk stond. De kerk werd ingewijd op 29 oktober 1925 door de bisschop van Utrecht; op 8 december 1937 ontving de kerk de eretitel ""Basilcia Minor"". Jaarlijks vertrekt op de zondag van St. Jan in deze kerk de sacramentsprocessie naar het St. Janskerkhof aan de Langsakker: dit is de enige processie op de openbare weg boven de grote rivieren. De kerk vormt tezamen met de pastorie (Brink 33), het voormalige klooster (Brink 29) en de voormalige meisjesschool een monumentale gevelwand langs de oostzijde van de Brink te Laren. De kerk is teruggelegen ten opzichte van de rooilijn en wordt van de weg gescheiden door een voorplein en bakstenen erfscheiding met twee monumentale lantaarns. In het interieur bevinden zich veertien fresco's uit de kruiswegstatie, geschilderd door P.C. de Moor, die ook onder de bescherming vallen. Het orgel valt niet onder de bescherming.

Omschrijving

Kruisbasilikaal kerkgebouw, bestaande uit een schip ter diepte van drie traveeën met zijbeuken, een kruising met vieringskoepel, een pseudotransept met absidiale beëindiging, een zevenzijdige absis aan de oostzijde en een westwerk met twee torens. De kerk is opgetrokken in rode baksteen, gemetseld in kruisverband en afgewerkt met een platte voeg. De plint wordt afgesloten door een rollaag. De langsgevels worden afgesloten door een tandlijst en muizetand onder een houten gootlijst op eenvoudige houten consoles. Het schip wordt gedekt door een zadeldak met noklijn loodrecht op de Brink. De zijbeuken hebben een lessenaarsdak, de absis en absiden van de zijbeuken een ingestoken vijfzijdig schilddak. Alle dakschilden zijn gedekt met rode Hollandse pannen. Tenzij anders vermeld, bevatten de vensterassen een in baksteen uitgevoerd spitsboogvenster (gedrukte spitsbooog) met glas-in-loodramen. De deuren zijn getoogd, opgeklampt en voorzien van siersmeedijzeren hang- en sluitwerk.

De symmetrisch ingedeelde voorgevel (W) wordt beheerst door de twee hoogoprijzende, zich verjongende torens. Tussen de torens bevindt zich een risalerende ingangspartij onder lessenaarsdak met een geprononceerde topgevel. Het middenrisaliet bevat van beneden naar boven een ingangsportaal, bereikbaar via twee treden, een loggia onder lessenaarsdak en een groot venster in de topgevel. In het ingangsportaal, met spitsboogvormig gewelf deels in kepervorm gemetseld, bevinden zich twee dubbele deuren die worden gekoppeld door bovenlicht met boogvormige traceringen en glas-in-lood in ruitpatronen. Tussen de deuren bevindt zich een bakstenen console met natuurstenen beeld van St. Jan. In de zijwanden van het portaal bevindt zich een zijdeur. De loggia heeft een bakstenen borstwering en zeven vensterassen, waarvan de middelste een driepas-spitsboog onder ingestoken zadeldak bevat, bekroond door een stenen kruis. De drie assen aan weerszijden hiervan bevatten een rechthoekige opening. De hoogopgemetselde kopgevels bevatten een spitsboogvormige opening en worden afgesloten door een ezelsrug. Het grote spitsboogvenster heeft traceringen en glas-in-lood. De topgevel wordt afgesloten door een puntgevel. De twee torens zijn vrijwel identiek: ze worden geleed door vier afzaten en zich verjongende steunberen. Onder de eerste afzaat is het muurwerk blind, tussen de eerste en tweede bevat het muurwerk een spitsboog- en een klein rond venster, tussen de tweede en derde is het muurwerk wederom blind. Boven de derde afzaat bevat de gevel twee spitsboogvormige spaarvelden elk met twee smalle openingen er in. Boven de vierde afzaat zijn eveneens dergelijke spaarvelden aangebracht waarin zich de galmgaten bevinden, ter hoogte van welke de steunberen puntig eindigen. Daarboven gaat de toren over in een kleine achtzijdige trommel, die wordt beëindigd door een in baksteen uitgevoerde achtzijdige spits. De linkertoren bevat in de achthoekige trommel in elk vlak een spitsboogvenster, de rechtertoren heeft aan alle zijden behalve de noordzijde een uurwerk in een miniatuur-trapgevel. De torens worden tussen de derde en vierde afzaat verbonden door een rechte luchtbrug, met drie spitsboogvormige openingen en spaarvelden, en wordt afgesloten door een zadeldak. De noklijn van het middenschip eindigt ook ter hoogte van deze verbinding. Aan weerszijden van de torens is de voorgevel uitgebouwd met twee uitbouwen onder lessenaarsdak, die eindigen bij de tweede afzaat van de torens. Deze uitbouwen bevatten twee spitsboogvenster boven de eerste afzaat en een smal venster in de top.

De rechterzijgevel (Z) bevat geheel links het verbindingslid tussen kerk en pastorie. Daarnaast heeft de zuidgevel van links naar rechts: zes vensterassen (van de zijbeuk), de kopgevel van het pseudotransept en de zuidgevel van de sacristie. De zes vensters worden gescheiden door steunberen met afzaat en zijn alternerend voorzien van keperboogvormige c.q. spitsboogvormige traceringen in baksteen. De kopgevel van het pseudotransept heeft drie vensters: een groot centraal geplaatst spitsboogvenster met traceringen en een kleiner, smaller spitsboogvenster aan weerszijden hiervan. De topgevel heeft twee ruitvormen met decoratief metselwerk en drie spitsboogvormige spaarvelden in de nok. De kopgevel wordt afgesloten door een zadeldak met tuit (schoorsteen) op de nok. Rechts van deze kopgevel bevindt zich een doorgang, met drie vensters en een deur, die de kerk met de sacristie verbindt. De doorgang wordt afgesloten door een plat dak.

De sacristie is opgetrokken in dezelfde materialen en met dezelfde detailleringen als de kerk. De sacristie heeft een rechthoekige plattegrond en een bouwlaag onder een zadeldak met oost-westgerichte noklijn. De westelijke kopgevel bevat twee spitsboogvensters met glas-in-lood en in de kap, boven een afzaat, vijf spitsboogvormige spaarveleden, waarvan de drie middelste smalle openingen met glas-in-lood bevatten. De topgevel wordt afgesloten door een tandlijst, muizetand, enkele kleine schouderstukken en een tuit. De zuidgevel heeft een breedte van drie vensterassen, waarvan de linker een spitsboogvormig spaarveld met getoogde deur bevat en keperboogvormig bovenlicht met glas-in-lood. De twee rechterassen bevatten een dubbel spitsboogvenster, gekoppeld door een spaarveld, en voorzien van traliewerk. De lekdorpel bestaat uit een doorlopende afzaat. De symmetrisch ingedeelde oostgevel heeft een vergelijkbare opbouw als de westgevel. De begane grond bevat vier door een afzaat verbonden spitse vensters, met glas-in-lood en traliewerk. De twee middelste vensters zijn gekoppeld door een spaarveld. In de kap bevindt zich een tweede afzaat, waarboven zich vijf spitse spaarvelden bevinden. Het middelste veld bevat een getoogde zolderdeur, de tweede en vierde een smalle opening. De noordgevel heeft twee spitsboogvormige vensters.

De achtergevel van de kerk (O) heeft links en rechts vijfzijdig afgesloten absiden (als beëindiging van de zijbeuken), waarvan de drie middelste zijden een spitsboogvenster bevatten. Op de hoeken bevinden zich lisenen met daartussen, ter hoogte van de vensters, een afzaat. Tegen de oostgevel van de zuidelijke abside bevindt zich een uitbouw ten behoeve van de doorgang van de sacristie naar een achthoekige traptoren met enkele smalle vensteropeningen. Boven de absiden zijn de oostgevels van het pseudotransept zichtbaar. Deze geveldelen bevatten elk twee spitsboogvormige spaarvelden met een spitsboogvenster ertussen. De grote zevenzijdig afgesloten absis in het midden heeft zich verjongende hoeklisenen en in vijf zijden een hooggeplaatst spitsboogvenster. De absis heeft twee afzaten: een ter hoogte van die van de absiden en een waarop de vensters rusten.

De koepel heeft een vierkante basis met daarop een achthoekige trommel, afgesloten door een achthoekig tentdak en achthoekige lantaarn met spitsboogvensters op de nok. In de gevelzijden van de koepel zijn spitsboogvormige spaarvelden van ongelijke groote aangebracht en enkele spitsboogvensters. Bij de overgang van vierkant naar achthoek zijn op de hoeken kleine vierkante torens aangebracht met achthoekige top en koperen tentdakje.

De linkerzijgevel van de kerk (N) is - op de sacristie na - identiek aan de zuidgevel. De noordgevel van de uitbouw geheel rechts (ten noorden van de toren) bevat een getoogde houten deur, die dient als zij-ingang voor de kerk, en boven een afzaat drie spitsboogvensters.

Het interieur van de kerk is volledig uitgevoerd in schoonmetselwerk: alle gewelven zijn kruisribgewelven, gemetseld in rode baksteen halfsteensverband, evenals de nissen en delen van het muurwerk. De ribben, pijlers, bogen en overige delen van het muurwerk zijn uitgevoerd in een grauwbruine tint baksteen, gemetseld in kruisverband. De gewelfaanzetten hebben verschillende detailleringen in baksteen. De kerkruimte heeft een schip van drie traveeën dat van de zijbeuken wordt gescheiden door spitse scheibogen, rustend op natuurstenen bundelpijlers en gekoppelde zuilen met versierde kapitelen. Boven de scheibogen bevindt zich een triforium met vensters in de lichtbeuk. De zijbeuken hebben per scheiboog twee spitsboognissen op de begane grond en twee getraceerde vensters erboven. In totaal zijn er in de kerk veertien nissen die een frescoschildering uit de kruiswegstatie bevatten. In enkele nissen bevindt zich een in expressionistische stijl uitgevoerde houten biechtstoel. Aan de westzijde bevinden zich twee opgangen naar de (oorspronkelijke orgel-)balustrade. Tevens bevat de westzijde rechts een Mariakapel en links een doopkapel. In de zuidzijde van het interieur bevinden zich twee doorgangen: oostelijk de doorgang naar de sacristie, westelijk naar de pastorie. De kerkvloer is uitgevoerd in diverse tinten baksteen, gelegd in verschillende geometrische patronen. De oorspronkelijke houten kerkbanken met panelen rugleuningen en houtsnijwerk in de zijleuningen zijn nog aanwezig.

Waardering

De kerk is van algemeen belang uit cultuur- en architectuurhistorisch oogpunt als gaaf bewaard voorbeeld van een kruisbasiliek uit de jaren '20 van de 20ste eeuw, opgetrokken in een neo-gotische bouwtrant met expressionistische detailleringen. Daarnaast heeft de kerk situationele en ensemblewaarde door de markante stedebouwkundige ligging aan de oostzijde van de Brink, tezamen met de pastorie (Brink 33), het voormalige klooster (Brink 29) en de voormalige meisjesschool (Brink 27). Tevens is de kerk van belang als karakteristiek onderdeel uit het oeuvre van architect Wolter te Riele.

In de media

  • Uit Het Centrum, 29 October 1925.

INWIJDING DER NIEUWE ST. JANSKERK TE LAREN

Gisteren is door Z.D.H. den Aartsbisschop van Utrecht, Mgr. H. v.d. Wetering, de nieuwe St. Janskerk te Laren (N.-H.) plechtig geconsacreerd. Te half zeven, zeven uur en half acht werden in de oude kerk de H.H. Missen gecelebreerd. Om kwart na acht ongeveer arriveerde de Kerkvorst per auto vanuit zijn residentie op den Brink. Mgr. was vergezeld van zijn secretaris, den Z.Eerw. heer v.d. Burg en werd aan den ingang der parochie begroet door den herder der parochie, den Z.Eerw. heer Th.W. Hendriks, en een groot aantal geestelijken van heinde en verre, waarvan verschillenden reeds den vorigen dag te Laren waren aangekomen. Onmiddellijk daarna namen de plechtigheden van de wijding een aanvang. Mgr. werd daarbij geassisteerd door pastoor Beumer uit Bussum als diaken en pastoor B.J.M. Müter uit Eemnes als sub-diaken, terwijl pastoor Th.W. Hendriks uit Laren als diaken ad-intus fungeerde. Toen de plechtige wijding van het hoofdaltaar een aanvang nam, waarbij de geloovigen werden toegelaten, stroomden de geloovigen van Laren en omgeving, die in grooten getale het plein voor de kerk reeds uren lang vulden, het kerkgebouw binnen, dat in weinig tijds geheel gevuld was. Toen de wijding van het hoofdaltaar geëindigd was, ontdeed de Aartsbisschop zich van zijn bisschoppelijke paramenten en nam in het purper gewaad in het presbyterium plaats, om hier de eerste plechtige H. Mis in de nieuwe kerk bij te wonen, die werd opgedragen door den H.Eerw. Heer R. v.d. Hengel, Deken van Hilversum. De celebrant werd hierbij geassisteerd door de beide Larensche zonen pater van der Veer, van de orde der Franciscanen als diaken en onder-pastoor T. van den Brink, uit België, als sub-diaken, terwijl als cantores fungeerden de kapelaans J.B. Kemper en J.W. Koelman uit Bussum. De feestpredicatie werd gehouden door den Z.Eerw. heer pastoor van Dijk uit Assen, eveneens zoon der parochie. Door het zangkoor werd de 3-stemmlge Mis voor mannenkoor van Hubert Cuijpers uitgevoerd.

  • Uit Het Centrum, 15 December 1925.

Zondagmorgen is op plechtige wijze de nieuwe St. Janskerk haar devote bestemming gegeven. De stille H. Diensten hadden nog plaats in het oude kerkgebouw. Tegen den tijd van den Hoogdienst kwamen een 80 bruidjes onder geleide der Eerw. Zusters in dezen tempel. Vele der bruidjes droegen bloemstukken met het toepasselijk opschrift "Welkom, lieve Jezus". Pastoor Th.W. Hendriks, met Pater Stumpel als diaken en Kapelaan H.A.J. Smals als subdiaken deden alsnu den laatsten gang naar het hoofdaltaar, waar koster T. Bakker tevens zijn werkzaamheden als zoodanig had beëindigd door waslicht te ontsteken. Voorafgegaan door de bruidjes en een twintigtal koorknapen werd het Allerheiligste uit de oude, te klein geworden kerk gedragen. Buiten werd hierover de baldakijn gebracht, gedragen door H.H. Kerkmeesters, waarna de stoet onder het luiden der klokken op indrukwekkende wijze in den nieuwen grootschen tempel zijn intocht hield onder belangstelling van vele geloovigen. Onder leiding van Kapelaan G. Pelgrom werd het welkomstlied gezongen en het Allerheiligste door den Zeereerw. Pastoor geplaatst op het in licht badende, versierd hoofdaltaar. Alsnu volgde de plechtige Hoogdienst, opgedragen door Pastoor Hendriks met assistentie van bovengenoemde Geestelijken en Kap. Pelgrom als ceremonarius. De feestrede werd uitgesproken door den Zeereerw. Heer Pastoor, die het oude Godshuis herdacht met zijn lief en leed en den talrijken parochianen dank betuigde voor de vele gebrachte offers tot stichting van den nieuwen, heerlijken tempel. Het Zangkoor bracht tijdens den H. Dienst ten gehoore de driestemmige mis van Hubert Cuypers, welke mede door de accoustiek uitnemend voldeed. Tot slot werd gezongen het Quam Dilectis van Ph. Loots. Vele geloovigen bezochten na afloop den nieuwen tempel, waarop de parochie inderdaad groot kan gaan. Op dezen dag trad mede in functie de nieuwe Koster, de heer J. de Leeuw.

Externe links

Afbeeldingen

Exterieur

Interieur