Heerlen, Gasthuisstraat 45 - Kapel Huize De Berg
Uit Reliwiki
Algemene gegevens | |
---|---|
Naam kerk: | Kapel Huize De Berg |
Genootschap: | Rooms Katholieke Kerk |
Provincie: | Limburg |
Gemeente: | Heerlen |
Plaats: | Heerlen |
Adres: | Gasthuisstraat 45 |
Postcode: | 6411KD |
Sonneveld-index: | 12895 |
Jaar ingebruikname: | 1919 |
Architect: | Joseph Seelen |
Huidige bestemming: | kapel |
Monument status: | Rijksmonument 512809 |
Geschiedenis
Door de congregatie de Kleine Zusters van de Heilige Joseph werd in 1897 op de locatie Gasthuisstraat 45 onder de naam "Sanatorium St Joseph Heilbron" een gebouw in neorenaissancestijl gebouwd. Door diverse uitbreidingen in latere jaren ontstond het klooster/sanatoriumcomplex dat vanaf 1975 "Huize de Berg" werd genoemd. In 1919 werd grenzend aan het "Sanatorium" uit 1897 naar ontwerp van Joseph Seelen de neogotische kloosterkapel gebouwd.
Monumentomschrijving Rijksdienst
Het KLOOSTER MET KAPEL is genaamd het moederhuis van de Kleine Zusters van de Heilige Joseph. De Congregatie, oorspronkelijk gevestigd aan de Gasthuisstraat 2a, is gesticht door de Heerlense priester J. Savelberg. Men behandelde zwakke en zieke mensen met de Kneippkuur. Als uitbreiding van dit klooster is in 1897 aan de Gasthuisstraat 45 een opvang voor kurende dames gebouwd, naar ontwerp van architect A. van Beers uit Rotterdam onder de naam "Sanatorium St. Josephs Heilbron". In 1911 is een uitbreiding gerealiseerd in opdracht van mgr. Driessen. Loodrecht hierop is in 1916 een vleugel gebouwd aan het sanatorium naar ontwerp van architect H. Heijnen, bouwkundige van de Congregatie. Onder meer voor de vestiging van de zetel van het Moederhuis, tot dan toe gevestigd aan de Gasthuisstraat 2. In 1919 is tussen de vleugel uit 1897 en 1919 een kapel gebouwd naar ontwerp van architect Jos. Seelen. In 1932 is in het verlengde hiervan een kloostervleugel gebouwd van H. Heijnen. In 1970 zijn tijdens een eerste renovatie aluminium kozijnen geplaatst. In 1983-84 de aanbouw van een aula aan de achterzijde naar ontwerp van architect Rikers uit Kerkrade en in 1995 een aanbouw evenwijdig aan de vleugel uit 1911. Vanaf 1975 is het huis officieel een kloosterbejaardenoord met verpleegafdeling en voortaan genoemd "Huize de Berg".
UITGESLOTEN VAN BESCHERMING zijn alle recente volumes, het trappenhuis met glas-in-lood gelegen achter de voorbouw. De recente aluminium en kunststof kozijnen.
Omschrijving
Het KLOOSTER EN KAPEL vormen met de rechthoekige plattegronden van de vleugels een gesloten en een halfopen bouwblok. De vleugels hebben twee en drie bouwlagen onder een mansarde- of zadeldak met leien en dakkapellen. In de gevels bevinden zich rechthoekige aluminium kozijnen en houten deuren van omstreeks 1980.
De VOORBOUW, uit 1897 heeft I-vormige plattegrond. De gevels hebben een optrek van baksteen in kruisverband met speklagen. In de gevels bevinden zich rechthoekige vensters van omstreeks 1980 voornamelijk onder segmentboog met aanzet-en sluitstenen. De dorpels zijn bekleed met tegels. De VOORGEVEL bestaat uit een centraal deel van twee bouwlagen met vijf traveeën gelegen onder een zadeldak. Aan weerszijden hiervan liggen risalerende volumes met trapgevels. De gevel is van oranje-rode baksteen en heeft een hardstenen plint, deze is gedeeltelijk aangesmeerd. In de gevel bevinden zich kozijnen in decoratieve baksteen lijsten, in de eerste laag onder een getoogde rollaag en in de tweede onder een segmentboogvormige rollaag met visgraatmotief in vulstukken. Beide met aanzet- en sluitstenen. Het middendeel heeft één venster per travee, de middelste in de eerste laag met dubbele deur. In de eerste laag gelegen in een rondboog. Voor de gevel van het middendeel bevindt zich een balkon op zes kolommen met balustrade. Onder het balkon ligt een verhoogd bordes, met balustrade. Op het dak staan zes kleine dakkapellen onder een tentdak met leien en nokpion, en centraal een klein trapgeveltje met twee vensters onder latei en segmentboogvormige rollaag. Goot op consoles. In de risalieten bevinden zich terugliggende, driedelige vensters, deze liggen per risaliet in één segmentboog met baksteen in vulstuk. Tussen de boven elkaar liggende vensters is een natuursteen borstwering bekleding met diamantvormen. In de trapgevel bevinden zich drie vensters, gelegen onder lateien en segmentboog rollaag met baksteen in vulstuk. Verder ankers en een smeedijzeren windwijzer. De LINKERZIJGEVEL heeft zes traveeën in twee en drie bouwlagen. Deze heeft geen plint, een optrek in rood-bruine baksteen met speklagen van natuursteen. In de eerste laag zijn twee traveeën met deuren. In de derde laag bevinden zich kleinere vensters en ter plaatse van de twee rechter traveeën loopt de gevel via een trapgevel van drie naar twee lagen. De ACHTERGEVEL is in drie bouwlagen en heeft twee keer twee traveeën waartussen een trappenhuis van omstreeks 1995. Deze is geplaatst tegen de gevel. Voor de twee rechter traveeën staat een volume van één laag onder een plat dak, dit dateert van omstreeks 1995. Hiernaast begint de vleugel uit 1911. Links naast de twee linker traveeën staat een volume van drie lagen uit 1919, als verbinding naar de kapel.
De RECHTERGEVEL is gelijk aan de linkergevel maar dan gespiegeld en heeft een verhoogd bordes voor de gevel, dat bereikbaar is via twee treden. Het VOLUME UIT 1911 staat links achter en loodrecht op de vleugel uit 1897 en heeft drie bouwlagen onder een afgeplat schilddak met leien en dakkapellen onder een tentdak met nokpion. De gevels hebben een geprofileerde baksteen plint, een optrek van rood-bruine baksteen in kruisverband met speklagen van oranje en gele baksteen. Onder de met leien beklede goot bevinden zich bloktanden. In de gevels bevinden zich vensters met gebakken dorpelsteen, rollagen met aanzet- en sluitstenen. De VOORGEVEL ligt versprongen ten opzichte van het deel uit 1897. Deze bestaat van rechts naar links uit vijf traveeën, een risalerende travee en zes traveeën, waarvan de voorlaatste is onderverdeeld in drie traveeën. De risalerende travee heeft lisenen en eindigt in een trapgevel. Tussen de lisenen is een verdiept gelegen entree met orginele dubbele houten paneeldeuren met smeedijzeren hekwerken. Het bovenlicht heeft vier gekleurde glas-in-lood vensters met witte lelies en de letters S en J. Voor de trapgevel bevindt zich een beeld van H. Joseph. Ter plaatse van het trappenhuis bevinden zich per bouwlaag drie vensters in één nis. Onder de goot bevinden zich boogfriezen. Voor de entree loopt een bakstenen trap tussen twee keermuren naar een lager gelegen POORT met smeedijzeren hek. De ACHTERGEVEL van dit volume is van links naar rechts opgebouwd uit één travee, gelegen achter het recente volume van een laag, een uitspringend volume met drie traveeën en vervolgens negen traveeën. Het uitspringend volume heeft een schilddak met een dakkapel en rechts hiervan staat een liftblok dat dateert van omstreeks 1995. Evenwijdig aan dit volume staat een VLEUGEL UIT 1995.
De VLEUGEL UIT 1916 staat loodrecht op de vleugel uit 1911. Deze heeft een U-vormige plattegrond in drie bouwlagen. De kloostergang van de kapel sluit rechts aan op de voorgevel van de vleugel. De linkerzijarm van de U ligt ingeklemd tussen de volumes uit 1911 en 1995 en de rechterzijarm sluit aan op het volume uit 1932. Het volume is gelegen onder een schilddak met leien in schubdekking, dakkapellen met tentdak en pion. De gevels hebben een geprofileerde plint en een optrek in kruisverband met gele en geel-rode speklagen van drie lagen baksteen. Boven de segmentboogvormige kozijnen bevindt zich een strek met aanzet- en sluitsteen in mergel en onder drie lagen gebakken dorpelstenen. De goot is bekleed met leien. De VOORGEVEL van de vleugel ligt aan de binnenplaatszijde en bestaat uit tien traveeën. Rechts van de kloostergang bevinden zich nog vier traveeën. In de drie linker traveeën heeft in de eerste twee lagen vensters zonder bovenlicht. DE LINKERZIJGEVEL VAN DE LINKERARM van de U is gelegen in het verlengde van de voorgevel van de vleugel uit 1911 en is hiervan hescheiden door een liseen. De gevel heeft vier traveeën en is gelijk aan de vleugel van 1911.
De RECHTERZIJGEVEL VAN DE RECHTERARM van de U heeft een uitspringend volume van drie traveeën met in de twee in de tweede laag zijn doorbroken voor een loopbrug die dateert van omstreeks 1995 naar nieuwbouw. Terugliggend bevinden zich vijf traveeën, waarnaast een liseen en het volume uit 1932. In de traveeën bevinden zich houten kozijnen met roedeverdeling en bovenlichten. In de eerste laag van de vijf traveeën bevinden zich stalen kozijnen en in de derde laag zijn kunststof kozijnen geplaatst. Onder de goot zijn boogfriezen aanwezig. De ACHTERGEVEL bestaat ook uit tien traveeën en tegen de eerste laag staat een halfronde serre met een glazen kloostergang langs het gebouw die dateert van omstreeks 1995. De gevel van de eerste twee lagen heeft gele baksteen en kunststof kozijnen en is geplaatst tegen de oorspronkelijke gevel. In de derde bouwlaag zijn omstreeks 1995 nieuwe kozijnen geplaatst. Rechts van de achtergevel bevindt zich nog een klein geveldeel met in de eerste laag met erker en in de tweede en derde laag bevinden zich enkele vensters.
De KAPEL is gebouwd tussen de vleugel uit 1916 en de voorbouw uit 1897. Dit is een eenbeukige kapel met links een kloostergang, waarboven een ruimte. De kapel heeft zadeldaken met leien in Maasdekking. Op het dak staat een achthoekige dakruiter en dakkapellen met luiken onder een tentdak met nokpion. De gevel heeft een optrek van metselwerk in kruisverband met geprofileerde plint. In de gevels bevinden zich stompe spitsboogvormige glas-in-loodvensters gedeeltelijk met voorzetramen, rechthoekige houten deuren met beslag en steunberen met deksteen. Onder de met leien beklede goot bevinden zich boogfriezen op mergel consoles en bloktand metselwerk.
De VOORGEVEL heeft een topgevel met aan weerszijden steunberen en links een zijbeuk met twee vensters en vijf nissen ter plaatse van de kloostergang. De gevel heeft een centraal gelegen portaalentree met topgevel onder een natuursteen afdekking met schouderstukken en kruisbloem. In de top een ornament van mergel. In een nis met drie (gesegmenteerde) kolommen bevinden zich dubbele houten deuren met beslag onder een stomp spitsboogvormig bovenlicht met glas-in-lood en rozet. Drie treden. Aan weerszijden van de entree bevindt zich een venster. De gevel wordt door waterlijsten in drie delen gedeeld. Boven een waterlijst bevindt zich een groot venster waarin een rozet. Dit deel wordt beëindigd door boogfriezen en bloktanden onder een tweede waterlijst. Een topgevel onder een natuursteen afdekking met schouderstukken heeft centraal een uurwerk omgeven door negen spitsboognissen, waarin zes smalle en één breed venster. Op de topgevel staat een kruis.
De RECHTERZIJGEVEL van de kapel bestaat uit vier traveeën die worden gescheiden door steunberen. In elk travee bevindt zich één venster. In het eerste travee is een portaal met zijentree. Deze heeft een topgevel met natuursteen afdekking met schouderstukken en kruisbloem en een zadeldak met leien. In twee spitsboognissen ligt een houten deur met beslag. Tussen de steunberen bevinden zich twee biechtstoelen onder een dakschild. Het schip heeft ter plaatse van het koor een trapgevel met kruis. Het koor met vijfhoekige absis liggen beide onder een lager gelegen schilddak. Voor het koor staat een achthoekige toren met bovenin rondom vensters onder een geknikt achthoekig tentdak met kruis. Rechts hiervan staat een sacristie van twee lagen onder een tentdak. In de gevel bevinden zich lisenen en twee of drie vensters per laag. Links hiervan bevindt zich een bijsacristie onder een plat dak.
De LINKERGEVEL heeft rechts een volume van drie lagen waarop een volume van een laag dat dateert uit omstreeks 1995. Terugliggend bevindt zich een kloostergang van twee lagen onder een dakschild, deze bestaat uit drie traveeën gescheiden door steunberen. Elk travee heeft een spitsboogvormige glas-in-lood ramen per travee met baksteen dorpels. De kloostergang eindigt tegen de sacristie, een volume van twee lagen onder een tentdak. Per laag bevinden zich twee vensters en op het dak staat een dakkapel. Links hiervan staan twee volumes die dateren uit omstreeks 1995. Een volume van één laag in rode baksteen met twee vensters gelegen onder een tentdak. Links naast dit volume bevindt zich een orginele houten deur met spitsboogvormig bovenlicht met rollaag in de orginele kloostergang. Deze ligt voor een blind volume van twee lagen in rode baksteen. Hierachter staat een volume in oranje baksteen met drie vensters gelegen onder een schilddak met twee nokpionnen, dit volume dateert uit omstreeks 1995. Schubleien op volume van drie lagen met dakkapellen.
De VLEUGEL UIT 1932 ligt in het verlengde van de rechterarm van de vleugel uit 1916. De gevels zijn hoofdzakelijk een voortzetting van het gedeelte uit 1916. Het volume heeft drie bouwlagen onder een zadeldak met, soms dubbele rijen dakkapellen met plat dak. In de gevels bevinden zich hoofdzakelijk houten kozijnen met bovenlicht en roedeverdeling. De vensters liggen in een segmentboognis met aanzet- en sluitsteen. In de gevel bevinden zich speklagen en boogfriesen en een goot bekleed met leien. De VOORGEVEL begint vanaf de dakkapellen met plat dak in tien traveeën. In de eerste laag is de gevel omstreeks 1995 doorbroken voor een poortachtige opening. De acht rechtse traveeën hebben in de tweede laag kleinere vensters. Hiernaast bevindt zich nog een travee met verspringende vensters. De RECHTERZIJGEVEL is de kopse gevel van de vleugel en heeft een afgeknotte topgevel. In de gevel bevinden zich vijf bouwlagen met vensters. Tegen de eerste bouwlaag is een volume van een laag gebouwd. Links in de gevel bevinden zich drie smalle vensters, deze zijn gelegen tussen de bouwlagen. Rechts in de tweede laag bevinden zich drie grote stalen vensters. In de derde en vierde laag bevinden zich per laag drie dubbele vensters en in de vijfde laag nog twee. De ACHTERGEVEL van de vleugel bestaat uit veertien traveeën. In de gevel bevinden zich rechthoekige houten kozijnen met roedeverdeling en bovenlicht in een getoogde lijst. In de eerste bouwlaag zijn recent grote kozijnen geplaatst. Geheel links in de tweede bouwlaag bevindt zich een groot stalen venster.
Het INTERIEUR VAN DE KAPEL bestaat uit een eenbeukig schip met vier kruisribgewelven. De rode ribben steunen op een goudkleurig kapiteel met bloemmotief op steunberen en in de absis op een ronde kolom, beide op natuursteen basement. Het schip wordt links door vier stomp spitsbogen gescheiden van de open kloostergang in de tweede laag. Voor de openingen staan houten balustrades op consoles. De panelen bevatten houtsnijwerk. De open kloostergang heeft een plafond met kruisribgewelven en sluit aan op het oxaal. Het oxaal rust op achtkantige houten kolommen met kapiteel met bloemmotief. Hierop rusten de stompe spitsbogen met houtsnijwerk met beelden in zwikken. De panelen van de houten balustrade van het oxaal zijn versierd met houtsnijwerk. Rechts in het schip bevinden zich de biechtstoelen. De deuren zijn onder meer versierd met dubbele briefpanelen en liggen in een decoratieve lijst. De kerkbanken zijn ook versierd met briefpanelen. Het koor en de absis hebben kruisribgewelven en worden van het schip gescheiden door een spitsboog. In de absis bevinden zich links drie nissen met balustrade van houtsnijwerk en rechts drie blinde nissen. In de kapel bevinden zich enkele en dubbele houten deuren met gothische briefpanelen. De hoofdentree heeft een nis van houten panelen waarachter nog een dubbele deur bevindt. Verder zijn in het interieur onder meer van belang het marmeren altaar met tabernakel en de meerkleurige mameren altaren met houtsnijwerk, de glas-in-loodramen van Raukamp en de vijf spitsboogvormige glas-in-loodramen van Lins.
Het INTERIEUR VAN DE KLOOSTERGANG heeft spitsbogen en op de vloer Naamse steen. De kolommen en muren zijn gemarmerd en de vensters hebben gekleurd glas-in-lood met bloemmotief. In het INTERIEUR VAN DE VLEUGEL UIT 1911 is onder meer van belang de gemarmerde lambrisering en kolommen, de gangbogen en troggewelven en de zwart-grijse vloertegels van graniet. Het trappenhuis met onder meer de spitsboogvormige openingen, de ronde kolommen met natuursteen kapiteel en basement.
Waardering
Het klooster bezit cultuurhistorische waarde als bijzondere uitdrukking van een geestelijke en typologische ontwikkeling, ondermeer als sanatorium. De architectuurhistorische waarde wordt bepaald door het bijzonder belang van het geheel voor de geschiedenis van de architectuur en voor het oeuvre van architecten A. van Beers, H. Heijnen en Jos. Seelen. Verder wegens de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp, het bijzondere materiaalgebruik en de ornamentiek. Het klooster is van bijzondere betekenis wegens de situering, verbonden aan de ontwikkeling en het aanzien van de stad Heerlen. Met name de kapel is van belang wegens de architectonische gaafheid van exterieur en interieur. Het klooster is van algemeen belang wegens de typologische zeldzaamheid en geeft inzicht in de ontwikkeling en het gebruik van het kloostercomplex.
Orgel
Het orgel is gebouwd door Gebroeders Vermeulen in 1927.