Breda, Veemarktstraat 11 - Evangelisch-Lutherse Kerk
Uit Reliwiki
Algemene gegevens | |
---|---|
Naam kerk: | Evangelisch-Lutherse Kerk |
Genootschap: | PKN Evangelisch-Luthers |
Provincie: | Noord-Brabant |
Gemeente: | Breda |
Plaats: | Breda |
Adres: | Veemarktstraat 11 |
Postcode: | 4811ZB |
Sonneveld-index: | 07158 |
Jaar ingebruikname: | 1786 |
Architect: | |
Huidige bestemming: | kerk |
Monument status: | Rijksmonument 10309 |
Geschiedenis
Belangrijke "schuilkerk" zonder toren. De reformatie begon in 1517 met het aanslaan van de stellingen van Luther aan de deur van de slotkerk van Wittenberg, maar pas rond 1566 ontstond een Lutherse gemeente in Breda. De gemeente bestond voor een groot deel uit personen van Duitse afkomst. Ze hadden lang een schuilkerk aan de Nieuwstraat. In 1777 kocht de gemeente een huis aan de Veemarktstraat, ‘Repos Ailleurs’ genaamd. Het was een groot huis met een voorplein. In 1786 werd de Lutherse kerk ingewijd in het verbouwde herenhuis. Op het voorplein waren twee huizen gebouwd zodat het huis alleen door een poort vanaf de Veemarktstraat bereikbaar was. Het is de nog enige in functie zijnde schuilkerk in Breda. In 1838 is de kerk grondig verbouwd. Toen zijn ook de spitsboogvensters aangebracht die zichtbaar zijn vanaf het binnenplein. In 1966-1967 werd de kerk gerestaureerd.
Ook gebruikt door Vrije Evangelische Gemeenten (niet bij Bond) en Apostolische Christenen.
Monumentomschrijving Rijksdienst
Ingang naar de Lutherse Kerk, die geheel ingesloten en verborgen ligt achter de oostelijke bebouwing van de Grote Markt. Van steunberen voorzien zaalgebouw uit 1784, verbouwd in 1837, uit welke tijd de hoge spitsboogvensters met witte houten roeden zullen dagtekenen. Inventaris: doophek, lezenaar, kroon. Eenklaviers orgel, in 1838 gemaakt door A. Derksen van Angeren. Klokkenstoel met klok van G. Witlockx, 1724, diam. 22,5 cm.
Gebouwomschrijving SKKN
In 1566, het jaar van de Beeldenstorm, bevonden er zich te Breda al lutheranen aangezien op 21 juli Cornelis van Brugge in zijn prediking van hen zegt dat zij reeds zijn begonnen er 'openbaerlick' te prediken. In hetzelfde jaar is er ook sprake van een eigen predikant, Borckmij genaamd. Verwonderlijk is dit niet. Lodewijk van Nassau, broer en secretaris van prins Willem van Oranje, werd in 1556 gouverneur van de stad en hij was overtuigd lutheraan. De Heer van Breda, de prins zelf, was voor zijn verblijf aan het hof van Karel V ook luthers geweest en trad in 1561 in het huwelijk met de lutherse Anna van Saksen. In het najaar van 1578, toen de stad weer een jaar onder gezag stond van de prins, dienden de lutheranen bij de magistraat een verzoek in om in vrijheid hun godsdienst te mogen uitoefenen. Deze liet de beslissing over aan de prins en op 30 juni 1579 kregen ze "tot wederseggen toe" een huis toegewezen om te kerken, 'De Spilschuur' aan de noordzijde van de Nieuwstraat. Het duurde evenwel lange tijd voordat de lutherse gemeente echt vaste voet kreeg in de stad. Dit was mede een gevolg van de krijgswisselvalligheden in de Tachtigjarige Oorlog. Werd Breda in 1581 weer Spaans, in 1590 kregen de Staatsen het opnieuw voor het zeggen. Vijfendertig jaar later, in 1625, veroverden Spaanse troepen de vesting wederom. Ze moesten die echter twaalf jaar later weer prijsgeven aan de tegenpartij. En nu voorgoed. Intussen was er veel gebeurd. Een jaar na de inname van 1590 werd er voor een grote groep aanhangers van Luthers ideeën gepreekt door de predikanten Kersselaar (Kesseler) uit Middelburg en Nesscher uit Rotterdam. Tot 1619 werden er 'huisdiensten' gehouden bij particulieren waarbij de predikanten Caspar Pfeiffer uit Amsterdam en Arnoldus Glaserus uit Woerden voorgingen. De eerste eigen vaste predikant, in de persoon van Justus Brouwer, alias Zythopaeus, werd op 20 juli (volgens sommigen juni) 1618 beroepen vanuit Leiden en deed het jaar daarop zijn intrede. De Heer van Breda, nu prins Maurits, verleende toestemming tot vrije prediking en men huurde toen bij de Waterpoort een schuur om er kerkdiensten te houden. Korte tijd later, in het voorjaar van 1621, werd voor dit doel een achterhuis met erf gekocht in de Nieuwstraat. Enige jaren later echter werd Breda heroverd door de Spanjaarden en de luthergezinden moesten samen met Brouwer de wijk nemen. Toen in 1637 Breda weer in Staatse handen kwam keerden ze voorgoed terug. In de lente van het daaropvolgende jaar beriep men Johannes Kalckberner (Kalckbrenner) als predikant. Deze bleef hier werkzaam tot aan zijn overlijden in 1666. De groei van de gemeente, vooral door de komst van lutherse militairen -veelal Duitse huursoldaten- in het garnizoen, maakte in 1641 vergroting van de huiskerk noodzakelijk. Vanaf die tijd had de geschiedenis van de gemeente een rustig verloop. In 1642 werd zij formeel geïnstitueerd. Van 1767 tot 1795 had de gemeente zelfs twee predikanten. Dit was mogelijk gemaakt door Abraham Matthias Chombach, luitenant-kolonel van de Infanterie, en zijn echtgenote Cornelia Vereyck, die in 1767 een fonds in het leven riepen waaruit het traktement van een hulpprediker kon worden betaald, namelijk fl. 550,- uit een kapitaal van fl. 20.000,-. Tevens schonken ze een huis als pastorie voor deze predikant. Vanwege toenemende bouwvalligheid van het kerkgebouw kocht men op 1 september 1777 een patriciërswoning met voorplein aan de Veemarktstraat met de naam 'Repos Aileurs'. Op grond van deze naam heeft men eertijds ten onrechte verondersteld dat ze ooit bewoond zou zijn geweest door Marnix van Sint Aldegonde, die deze spreuk in zijn wapen voerde. Ook was het verleidelijk de letters MH en SA op de doopbogen in de kerk (inv.nr. 8) met hem in verband te brengen (Marnix Heer van Sint Aldegonde). Marnix verbleef wel enige malen te Breda, maar heeft in dit huis nooit gewoond. De spreuk 'Repos ailleurs' (in de nieuwe spelling) was ook het devies van magistraatslid Jhr. Willem de Hertoghe, een familielid van de oorspronkelijke eigenaar, die de woning van deze had gekocht. Het pand werd grotendeels gesloopt in 1782 ten behoeve van een nieuwe schuilkerk, waarvan de bouw vier jaar in beslag nam. Eind 1785 kon de predikant zijn intrek nemen in de pastorie en in het jaar daarop werd de nieuwe kerk ingewijd. De uit de eerste helft van de 16de eeuw daterende kelders met hun betegeling heeft men intact gelaten. In 1838 is de kerk verbouwd en uit die tijd dateren de hoge spitsboogvensters. De ernaast gelegen pastorie onderging toen eveneens verbeteringen. Een ingrijpende restauratie vond plaats in de jaren 1966-1967. Vloer, meubilair en verlichting werden vernieuwd. Het liturgisch centrum werd verplaatst naar de oostwand en opnieuw ingericht. De daar aanwezige balustrade werd afgebroken, de preekstoel werd opgesteld in de noordoosthoek en voorzien van een klankbord, terwijl zijn lezenaar werd verplaatst naar de linkerhoek. Het doophek was reeds eerder verwijderd en de doopbogen kregen nu weer een plaats bij de toegangen van het bankenvak achter in de kerk. De kroonluchter uit 1726, welke was gelektrificeerd, is toen in zijn oorspronkelijke staat hersteld. De kelders met hun kostbare betegeling, uniek voor Zuid-Nederland, zijn toen eveneens gerestaureerd. Deze als 'crypte' aangeduide kelders zijn thans als ontvangstruimte in gebruik.