Handelingen

Arnhem, Bakenbergseweg 72 - Heilig Hart van Jezus

Uit Reliwiki


Bezig met het laden van de kaart...
Algemene gegevens
Naam kerk: H. Hart van Jezus
Genootschap: Rooms Katholieke Kerk
Provincie: Gelderland
Gemeente: Arnhem
Plaats: Arnhem
Adres: Bakenbergseweg 72
Postcode: 6814MJ
Sonneveld-index: 14511
Jaar ingebruikname: 1928
Architect: Wolter te Riele (1867 - 1937)
Huidige bestemming: buiten gebruik
Monument status: Gemeentelijk monument

Geschiedenis

Zeer belangrijke kerk met vieringtoren. Karakteristiek werk van architect Wolter te Riele (1867 - 1937).

Bouwjaar: 1926-1927 Bouwstijl: Traditionalisme, ontleend aan de (neo)gotiek, met expressionistische elementen. Architect: Wolter te Riele (1867 - 1937).

Herbestemd

  • 2019 - In de Arnhemse wijk Hoogkamp is de Heilig Hartkerk herbestemd tot een centrum voor mens en gezondheid. De Heilig Hartkerk, officieel ‘Heilig Hart van Jezus’, werd gebouwd in 1926-1927 als rooms-katholieke kerk en ontving vanaf 1928 kerkgangers. Nog geen honderd jaar later, in 2013, is de kerk uit zijn functie ontheven. Arnhemmer Eelco Schwirtz doopte het in 2018 om tot Gulden Hart - Centrum voor Mens & Gezondheid.

Motivering:

Object van belang voor de gemeente Arnhem vanwege zijn architectonische, stedebouwkundige en cultuurhistorische waarde.

Toelichting aanwijzing tot Gemeentelijk monument

De kerk is gelegen in de zuidwesthoek van de wijk Gulden Bodem waarvan de aanleg begon omstreeks 1925, maar die in hoofdzaak in de jaren 1930 werd volgebouwd. De kerk, gelegen op een hoger gelegen gedeelte, is één van de eerste bouwwerken die hier verrezen. Aan de zuidzijde loopt de Izaak Evertslaan langs de wijk en scheidt deze van de vroeg 20ste eeuwse Burgemeesterswijk. De aan de westzijde langs de kerk verlopende Bakenbergseweg scheidt de Gulden Bodem van de er westelijk van gelegen wijken Sterrenberg en Hoogkamp, die hoofdzakelijk dateren uit de jaren 1930 en 1940. Doordat de kerk op een van de hogere toppen ligt in het heuvelachtige gebied is de kerk van alle kanten vrij goed zichtbaar en een herkenningspunt van dit stadsgedeelte. De kerk en pastorie staan op het zuidelijke deel van een terrein dat wordt begrensd door de Bakenbergseweg (westzijde), Frans Halslaan (noordzijde), Rembrandtlaan (oostzijde) en Izaak Evertslaan (zuidzijde). De kerk staat met zijn voorgevel naar het westen gericht aan de Bakenbergseweg, de pastorie staat met de voorgevel naar het oosten gericht aan de Rembrandtlaan, met een forse tuin ten zuiden ervan en een tuin voor de voorgevel. Ten noorden van de kerk staat een scholencomplex uit de jaren 1930 en een rij tweelaags huizen aan de Frans Halslaan en de Rembrandtlaan. Aan de zuidzijde van de Izaak Evertslaan tegenover de kerk staat een vierlaags flatgebouw uit de jaren 1950. Ten zuidwesten van de kerk is een plantsoen gelegen en van hieruit heeft men het beste uitzicht op de kerk, die met zijn compacte hoge bouwmassa een beeldbepalende rol vervult.

Korte karakteristiek:

Bij het exterieur vallen drie elementen sterk op. Ten eerste de bakstenen gevels in combinatie met de door rode verbeterde hollandse pannen gedekte daken, een materiaalgebruik dat goed aansluit bij de woningbouw in Gulden Bodem. Ten tweede de onderling sterk in hoogte verschillende bouwdelen met zadeldaken met steekkappen en lessenaarsdaken op de lagere delen. Ten derde de plaatsing van een toren op de koorsluiting. Door deze elementen heeft de kerk een levendige silhouetwerking, maar tevens een wat merkwaardige opbouw.

Dergelijke bouwvormen zijn een karakteristiek element in het oeuvre van Wolter te Riele Gzn, een bouwmeester die aanvankelijk nog in de neogotische stijl bouwde, maar gaandeweg overschakelde op een traditionalistische wijze van werken in navolging van belangrijke architecten als Kropholler en H.W. Valk, waarbij ook elementen uit het baksteenexpressionisme van de Amsterdamse School werden verwerkt. Te Riele experimenteerde graag met de ruimtewerking, bijvoorbeeld door centraalbouwen te combineren met longitudinaalbouw, terwijl hij ook de meest uiteenlopende overwelvingsvormen gebruikte. De plaatsing van een toren op de koorsluiting is een goed voorbeeld van de curieuze wijze waarop Te Riele soms te werk ging. De opbouw van de kerk (met name wat betreft het interieur) is nog volgens schema's die van de middeleeuwse bouwkunst zijn afgeleid, maar de detaillering vertoont expressionistische vormen zoals keperboogvensters, siermetselwerk, grote brede overspanningen en bogen op uitkragend metselwerk. Een opvallend element in het interieur is de tweeschalige wandopbouw van het middenschip en de orgeltravee. Deze tweeschalige wandopbouw ontleende Te Riele ook weer aan de middeleeuwse bouwkunst (ondermeer voorkomend bij laat-romaanse kerken in het Rijnland, waaronder de Munsterkerk van Roermond en bij de gotiek van Bourgondië, Engeland en Normandië).

Beschrijving:

Exterieur

De kerk bezit een driebeukig schip, voorafgegaan door een lagere portaalruimte met nevenruimten en een koor met inwendig een klaverbladvormige plattegrond. Op het centrale deel van het koor is een toren geplaatst. De kerk is uitgevoerd in baksteen met rode verbeterde hollandse pannen op de daken. Het driebeukige basilikale schip heeft een grondplan waarin het gebonden stelsel is verwerkt (van de romaanse bouwkunst afgeleid), waarbij één middenschiptravee overeenkomt met twee zijbeuktraveeën. Deze tweedeling van de zijbeuken is echter slechts aan de zijde van de zijbeukwanden doorgevoerd, de arcade van het middenschip heeft namelijk slechts pijlers op de scheiding van de middenschiptraveeën. Het schip heeft een diepte van twee traveeën met aan de westzijde een smallere travee, waarin de zangerstribune met daarop het orgel is ge¬plaatst. De lichtbeukvensters zijn per travee geplaatst in een spitsboognis opgenomen in een topgevel die gedekt is met een zadeldakvormige steekkap, aansluitend op het hoge zadeldak van het middenschip. Per spitsboognis bestaan deze lichtbeukvensters uit een keperboogvenster met bakstenen vorktracering in het midden, geflankeerd aan weerszijden door een lager keperboogvenster (in feite een getrapt drielicht venster). De zijbeuken hebben een lessenaarsdak.

De wanden van de zijbeuken zijn op de scheidingen van de middenschiptraveeën voorzien van zware steunberen, die tot boven de daklijst zijn doorgetrokken. Deze steunberen zijn verbonden met boven de kap van de zijbeuk uitstekende steunmuren, die schuin oplopen en na een verticale sprong verbonden zijn met de lichtbeukwand van het middenschip. Deze steunmuren zijn met pannen gedekt. De zijbeukwanden bevatten tussen de forse steunberen telkens twee spitsboognissen, van elkaar gescheiden door een kleine steunbeer. In deze spitsboognissen bevinden zich per nis een keperboogvenster, met een bakstenen vorktracering, die het venster opdeelt in twee keperboog ramen en een ruitvormig raam in de top. De smallere orgeltravee heeft in de lichtbeuk eenzelfde venster als die van de zijbeuken. De zijbeuk van de orgeltravee is lager dan de schipzijbeuken en heeft ook een lessenaarsdak, en in de voor en zijgevels een spitsboogvenster en een doorgestoken hoekbeer. Tegen de westgevel van het schip is een ingangspartij geplaatst, die even hoog is als de zijbeuken van het schip en voorzien is van een lessenaarsdak dat in het midden overgaat in een zadeldak met topgevel. Deze ingangspartij wordt geflankeerd door lage nevenruimten met een lessenaarsdak. De ingangspartij heeft een diepe spitsboognis, waarin een dubbele opgeklampte deur is geplaatst, met een licht getoogde bovenzijde en bakstenen boogtrommel. Deze nis wordt geflankeerd door smalle ondiepe spitsboognissen, die ook op de hoeken van de voorgevels van de nevenruimten zijn toegepast. De beneden¬verdieping is door een cordonlijst ge¬scheiden van de bovenverdieping die aan de voorzijde ondiepe spitsboognissen heeft met tegen de middelste nis een natuurstenen H. Hartbeeld onder een baldakijn. De nevenruimte hebben naast een nis in de voorgevel verder een spitsboogvenster en in de zijgevel een opgeklampte lichtgetoogde deur geplaatst in een diepe spitsboognis. De voorgevel van het schip heeft aan weerszijden van de ingangspartij boven de nevenruimten een spitsboogvenster en boven de ingangspartij een spitsboognis, waarin een keperboogvenster met vorktracering, geflankeerd door keperboognissen is geplaatst. Aan weerszijden van deze spitsboognis bevindt zich in de voorgevel een klein spitsboogvenster. De geveltop heeft een cordonlijst en een spitsboogvenstertje. Op de scheiding van schip en koor is tegen de zijbeuken een dubbele steunbeer met dubbele steunmuur geplaatst. De koorpartij bestaat uit rond een rechthoekige ruimte gegroepeerde rechthoekige blinde uitbouwsels, aan de bovenzijde overgaand in driezijdig gesloten delen met keperboogvensters met bakstenen vorktraceringen. Op de scheiding tussen de uitbouwen staan zware steunberen met getrapte beëindigingen. Daarboven rijst de op de vierzijdige kern van de koorpartij rustende onderbouw van de toren uit, die éénmaal inspringt.

Op deze onderbouw is een bakstenen achtzijdige klokkenkamer gebouwd met spitsboogvormige galmgaten en steunberen op de hoeken. Het geheel wordt bekroond door een achtzijdige vrij stompe spits. De toren heeft tegen de zuidwesthoek een vierkante traptoren met een achtzijdige bovenbouw met plat dak. Aan de zuidzijde van het koor bevindt zich een nevenruimte en aan de noordzijde de verbindingsgang uitkomend bij de pastorie en de sacristie.

Interieur

Het interieur is ook uitgevoerd in schoon metselwerk en is door de betrekkelijk kleine vensters en dit materiaalgebruik vrij donker. Voor de lichtbeukvensters is een smalle loopgang gecreëerd die naar het schip toe per travee geopend is door één brede keperboogopening, aan weerszijden geflankeerd door een smallere keperboogopening op overhoekse bakstenen pijlers en hoekpijlers. Deze pijlers zijn door dwarsmuurtjes verbonden met de buitenwand. In deze dwarsmuurtjes zijn schijnboogopeningen geplaatst, waardoor de loopgang begaanbaar is (tweeschalige wandopbouw). De middenschiptraveeën zijn overwelfd door brede koepelgewelven met brede platte ribben die een sterpatroon vormen. De zijbeuken zijn per travee overwelfd door twee kruisribgewelven, waarvan de gordelboog vanuit een muurpijler is doorgetrokken tot aan de top van de scheiboog van de middenschiptravee. De arcade van het schip bevat twee brede spitsboogvormige scheibogen op bakstenen muurpijlers aan koor- en frontzijde en op twee gekoppelde natuurstenen rondzuilen met een gezamenlijk blokvormig natuurstenen kapiteel in het midden. De beide kapitelen hebben bladversieringen en een engel in reliëf aan schipzijde. De zwikken van de arcade zijn gedecoreerd met rechthoekige gepleisterde nissen met een bakstenen overhoekse deelpijler. De gordelbogen van de gewelven rusten op een stelsel van overhoekse en normaal geplaatste lisenen, ont¬springend vanuit laagsgewijs uitkragend metselwerk, met onder andere muizetanden. De ribben van het gewelf ontspringen vanuit uitkragende delen metselwerk met drie muizetandlijsten. Een muizetandlijst scheidt de arcade van de lichtbeuk, waarvan het muurwerk ten opzichte van de arcade naar voren springt. De zijbeukwanden hebben onder een gedeelte opgemetseld in rode bak¬steen, waartegen de reliëfs van kruiswegstaties zijn geplaatst. Het niveau met de vensters daarboven is opgemetseld in gele baksteen. de scheiding tussen beide delen is voorzien van een tandlijst. De vensters worden geflankeerd door spitsboognissen. In de laatste travee aan de oostzijde zijn uitgebouwde biechtstoelen met houten deuren opgenomen. De biechtstoelen zijn aan de buitenzijde voorzien van een lessenaarsdak.

De zuidelijke zijbeuk heeft in de oostelijke wand een diepe spitsboognis met altaar. Boven de nis is een oculusvenster geplaatst. De orgeltravee heeft een bakstenen galerij die drie traveeën heeft. De middelste travee is het breedst, de fronten van de zijtraveeën zijn iets schuin geplaatst. De borstwering is gedecoreerd met siermetselwerk, bestaande uit ten opzichte van elkaar uitkragende tandlijsten tussen uitkragende muurdammetjes. De overwelving van deze ruimte is ook weer bijzonder met ribben die in plattegrond een grote W vormen (twee driehoeken naast elkaar) en vanwaaruit een kleine rib weer naar de beide hoeken van het front loopt. De koorruimte heeft in het interieur een klaverbladvormige plattegrond met drie driezijdig gesloten sluitingen gegroepeerd rond een vierkante centrale ruimte met zware hoekpijlers. De centrale ruimte heeft een koepelgewelf zonder ribben, de sluitingen een absiscalot. De schuingeplaatste zijden van de sluitingen hebben in de blinde benedenpartij diepe hoge vierzijdig gesloten spitsboognissen. De rechte zijden hebben ondiepe nissen met in de beide zijsluitingen segmentboogopeningen met deuren naar de nevenruimten van het koor. Het blinde benedendeel sluit af met een tandlijst en daarboven bevinden zich de koorvensters met fraai glas-in-lood.

Gebouwomschrijving SKKN

Historisch overzicht kerk (Bakenbergseweg 72) Tijdens de Eerste Wereldoorlog breidde de bebouwing van Arnhem zich sterk uit. Deken Schoemaker van de Eusebiusparochie te Arnhem vatte het plan op om een nieuwe kerk te bouwen in de richting van de nieuwe stadswijk die werd gebouwd op de Gulden Bodem. Hij zocht contact met graaf Von der Goltz, de eigenaar van deze nog onbebouwde gronden. De graaf was bereid een stuk grond af te staan voor de bouw van een kerk, pastorie en scholen. Verschillende opeenvolgende kapelaans van de Eusebiuskerk zamelden geld in voor de bouw van de nieuwe kerk. Op 6 augustus 1916 werd een terrein van 1 hectare groot aangekocht voor de som van fl. 22.379,-. In juli 1925 werden, voor een bedrag van fl. 23.561,- de funderingswerken van de kerk aanbesteed. Op 15 december 1926 werd de bouw van de kerk gegund aan de aannemer G. Otten voor een bedrag van fl. 93.000,-. De kerk werd gebouwd naar een ontwerp van de Utrechtse architect Wolter ter Riele (1867-1937). Zijn ontwerp behelsde een driebeukige kruisbasiliek met voorportaal en op de koorpartij een toren met tentdak. De middenbeuk werd gedekt door koepelgewelven met stervormige ribben, de zijbeuken door kruisribgewelven. Op 30 maart 1927 werd feestelijk de eerste steen gelegd van de nieuw te bouwen kerk. Op 15 juni 1928 volgde de officiële oprichting van de parochie en de inzegening van het kerkgebouw door mgr. Van de Wetering. Op de feestdag van Petrus en Paulus, 29 juni, werd pastoor G.B. Ellenbroek geïnstalleerd als eerste pastoor, hij was voorheen pastoor te Steenderen. Pastoor Ellebroek werd op 9 april 1940 opgevolgd door pastoor J. Mets. Onder zijn pastoraat wordt de kerk in de eerste helft van de jaren veertig verrijkt met een nieuw H. Hart beeld voor de nis aan de buitenmuur, biechtstoelen, een nieuw doopvont (1941) en zeven nieuwe ramen in het priesterkoor (geplaatst in 1942). Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden kerk en pastorie helaas beschadigd door oorlogsgeweld. De schade aan de kerk en andere gebouwen was groot en bedroeg ca. fl. 30.000,-. Aan de overzijde van de Amsterdamseweg ligt de wijk Heijenoord. Omdat de afstand naar de kerk voor bewoners van deze wijk vrij groot was, wilde pastoor Mets op Heijenoord graag een kerkruimte hebben. Bovendien wilde hij de devotie tot O.L. Vrouw van Fatima bevorderen. Men kreeg de beschikking over een voormalig koetshuis en op 1 januari 1950 werd hierin de Fatimakapel geopend. In 1962 werd 'Het Dorp' gebouwd, een woonwijk voor lichamelijk gehandicapten. De eerste katholieke bewoners van het dorp gingen ter kerke in de Fatimakapel. Toen de kapel vanwege de verdere uitbouw van Het Dorp moest verdwijnen werd de kerkgelegenheid verplaatst naar de werkplaats van Het Dorp. Tijdens het 25-jarig bestaan van de parochie in 1953 werd de kerk verrijkt met nieuwe paramenten, een nieuw vloerkleed in het priesterkoor, een nieuwe vloer en nieuwe verlichting. Naar aanleiding van het Tweede Vaticaans Concilie werden in 1966 het hoogaltaar met de kruisgroep alsmede de communiebank en de ambo afgebroken. Het tabernakel van het H. Hart altaar werd het hoofdtabernakel. Een nieuw altaar, naar ontwerp van architect H.J. van Wissen uit Groningen werd geplaatst. In de winter van 1968-69 werd de kelderruimte onder het priesterkoor ingericht als jongerenontmoetingsruimte. De 'Jongerenkerkwerkkerker' werd in februari 1969 door pastoor Demmers officieel geopend. In 1968 werd het Maria-altaar verplaatst naar de kapel ten zuiden van de ingang. In de vrijgekomen muur in het priesterkoor kwam een tweede doorgang naar de sacristie. In de jaren 1970-1980 werd het celebratiealtaar vervangen door het huidige. Sinds 2004 maakt de H. Hartkerk deel uit van parochiegemeenschap De Wijngaard.

Pastorie (Izaak Evertslaan 78)

Op 26 augustus 1927 werd de bouw van de pastorie aanbesteed. Het werk werd gegund aan de firma Van Amerongen voor een bedrag van fl. 32.666,-. De pastorie werd gebouwd naar een ontwerp van architect Eich uit Arnhem. Tot 1977 diende de pastorie als woning voor de pastoor de kapelaans en huishoudster(s). Op 1 oktober 1977 verhuisde pastoor Dikhoff naar een woning op de Jan Vethstraat. Nadat ook voor de huishoudster huisvesting was gevonden werd de pastorie verhuurd aan de Van der Vlist Stichting, een gedeelte is nog ter beschikking van de parochie en doet dienst als parochiecentrum.

Waardebepaling/kerncollectie

De kerk werd gebouwd in de jaren 1927-28. Het gebouw werd toen grotendeels in Art-Deco stijl ingericht door August van Os. Hij was o.a. verantwoordelijk voor het hoogaltaar met kruisgroep, het tabernakel, het H. Hartaltaar, de communiebank en de preekstoel. Hiervan resteren nu alleen nog het H. Hart altaar (inv. nr. 3) en een aantal fragmenten van de communiebank. Het H. Hartbeeld dateert uit ongeveer dezelfde periode (1929) en werd vervaardigd door August Falise. Ook uit de bouwtijd is het Maria-altaar (inv. nr. 4), dat oorspronkelijk als pendant van het H. Hart altaar fungeerde. Het werd vervaardigd door de fa. Brom uit Utrecht en is eveneens in Art-Deco stijl opgericht. Hiernaast dateren er nog een aantal andere kleinere voorwerpen uit de bouwtijd en deze zijn derhalve van belang. Het gaat hier om de kandelaars behorend bij het oorspronkelijke hoogaltaar (inv. nr. 50), een altaarkruis met twee kandelaars (inv. nr. 27) en de godslamp en sacristiebel (inv. nrs. 47, 72). In 1940 werd J. Mets aangesteld als pastoor en werd de kerk verder verfraaid. Een groot deel van de huidige inrichting dateert uit die periode. Van belang zijn het Mariabeeld (inv. nr. 18), het Jozefbeeld (inv. nr. 19), het Antoniusbeeld (inv. nr. 22) en de kruiswegstaties (inv. nr. 14), alle vervaardigd in de jaren veertig door Peter Roovers. In deze periode werden ook de 7 brandschilderde ramen in het koor geplaatst door de glazenier Jos ten Horn (inv. nr. 29). Opmerkelijk zijn de credenstafel (inv. nr. 12) in de sacristie en de bijbehorende sedilia (inv. nr. 10). Deze meubelen dateren uit de derde kwart van de negentiende eeuw. Het zijn de oudste stukken binnen de kerkinventaris, maar de herkomst is helaas onduidelijk. Tenslotte vertegenwoordigt het portret van pastoor J.G.A. Mets een lokaal-historische waarde (inv. nr. 82). Alle genoemde voorwerpen worden tot de kerncollectie gerekend en worden in het rapport van een sterretje voorzien.

In de media

Volgens een bericht op de site van de Eusebiusparochie:

Slotviering H.Hartkerk

Na 84 jaar vieren met een eigen gezicht gaat de Heilig Hartkerk sluiten. Generaties hebben deze kerk en gemeenschap gedragen. Mensen hebben hier samen gevierd, geleefd, verdriet gedeeld en zijn de wereld ingegaan.

Graag nodigen wij u uit voor de slotviering op 22 april 2012 om 10:30 uur. De voorgangers in deze viering zijn pastor Heinz-Georg Surmund en pater Peter van Gool.

Tijdelijk hergebruik in 2012

Volgens een bericht in De Gelderlander, d.d. 23 april 2012, wordt de Heilig Hartkerk tijdelijk (ruim een half jaar) voor vieringen gebruikt door de Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt, wegens restauratie van "hun" Koepelkerk aan het Jansplein.

Afbeeldingen

Exterieur

Interieur